maandag 4 januari 2016

GOMKRONOWICZ 3



Ik heb hier een proefschrift liggen – te leen – van Elwira Skąpska, over het mensbeeld van de vertelinstantie bij Gombrowicz. (Universiteit van Amsterdam, 2008, faculteit der geesteswetenschappen.)
         In haar ‘Samenvatting’ schrijft Skąpska dat ze zich heeft beziggehouden met dit ‘subject’ dat ‘met gespannen blik de angst onder woorden probeert te brengen die het waargenomen universum hem bezorgt. Toch is de sombere visie van dit subject niet direct afkomstig van het universum dat de wreedheid in zich zou hebben, maar van de subjectiviteit van degene die deze beschrijft.’
         Dus het subject lijdt aan zijn eigen subjectiviteit. Is het dan nog noodzakelijk om daarvan bewijzen te willen vinden in het privéleven van de auteur? Ik bedoel, valt of viel het te verwachten dat die er een heel andere levensinstelling op nahield dan die hij in zijn proza artistiek gestalte gaf?
En wat de vraag betreft of hem dan niets anders bezighield dan dat waarvan hij uiterst summier, vaak slechts steekwoordgewijs notities maakte: natuurlijk wel! Ik zie deze Kronosnotities vooral als piketjes. waartussen het werkelijke leven zich afspeelde én waartussen de literatuur zich naderhand zou kunnen afspelen. Bedoeld voor eigen artistiek gebruik dus, eventueel, ooit eens. Dat is volgens mij de werkelijke reden waarom Witold Gombrowicz Rita opdroeg die papieren bij brand te redden.
         Verder sympathiseer ik met Frédéric Chopin:
Dann verbrennt er seine Skizzen
und Manuskripte,
nur keine Restbestände, Fragmente, Notizen,
diese verräterischen Einblicke –
(uit het gedicht ‘Chopin’ van Gottfried Benn)