zaterdag 12 april 2008
GELOOF ALS KEUZE
Een drieëntwintigjarige Nederlandse rechtenstudent eindigt zijn pleidooi (in Opinio 11, 2008) voor een sterk Europa met deze oproep: "Daarom dringen de twee aloude alternatieven zich opnieuw op: christendom en nationalisme. Laat ons kiezen."
Hoe kan dat nou, kiezen? Zeker voor een geloof? Wat is een geloof nu waar je uit praktische, politieke, sociale, territoriale en economische redenen voor kiest? Dat zijn de eerste vragen die ik me bij het lezen van die oproep stelde. Maar al gauw voelde ik de enorme, afgrondelijke reikwijdte ervan.
Ja, wij mensen zijn in staat om uit praktische overwegingen en eigenbelang te kiezen voor een levenshouding om er vervolgens zelf helemaal, overtuigd in te gaan geloven. Dat is angstaanjagend aan ons. Dat verklaart het bestaan van godsdiensten en ideologieën. En als je beweert dat in de islam meisjes zodanig worden geïndoctrineerd dat ze het als een vrije, eigen geloofskeuze beschouwen wanneer ze een hoofddoek of nog meer versluiering willen dragen, moet je inderdaad onder ogen zien dat het mogelijk is om weer voor het christendom te kiezen, je kinderen tot overtuigde christenen op te voeden of tot nationalisten, whatever.
donderdag 3 april 2008
MARGINALIA
Een psychoanalist merkt op dat men bij of in kunstenaars een onvervreemdbaar dilemma kan vaststellen: het naast of door elkaar bestaan van de dringende behoefte om te communiceren en de misschien nog dringendere behoefte om niet te worden ontdekt.
Ja, het is heerlijk om je te verbergen, ook om niet te worden gevonden, maar het is een ramp als niemand je komt zoeken.
Om zich in het gedicht thuis te voelen moet de poëzie er zich in kunnen verbergen - een vermoeden ervan door een lezer is vaak al voldoende, want wie weet is poëzie juist dat vermoeden van poëzie.
Als je je goed verbergt zit je overal waar je nog niet werd gezocht.
Ja, het is heerlijk om je te verbergen, ook om niet te worden gevonden, maar het is een ramp als niemand je komt zoeken.
Om zich in het gedicht thuis te voelen moet de poëzie er zich in kunnen verbergen - een vermoeden ervan door een lezer is vaak al voldoende, want wie weet is poëzie juist dat vermoeden van poëzie.
Als je je goed verbergt zit je overal waar je nog niet werd gezocht.
dinsdag 1 april 2008
HOMO TEGULENSIS
Homo antecessor
"Wie fossielen van mensachtigen zoekt, komt in Europa al snel uit in Noord-Spanje. In de Sierra de Atapuerca worden al sinds 1978 fossielen gevonden. Maar ook voor veteraan Eudald Carbonell is de vondst van het afgelopen veldwerkseizoen opzienbarend. Zijn team vond de voorkant van een onderkaak met nog vijf tandfragmenten. Volgens verschillende dateringsmethoden is de kaak zo'n 1,2 miljoen jaar oud. Dat betekent dat mensachtigen West-Europa veel eerder koloniseerden dan de eerdere aanname van een half miljoen jaar terug."
Landschap in het Tiglien
De grote baggermachines moeten terug, de Tegelse kleigroeven moeten worden heropend, want Hij komt, Hij nadert, omdat Hij er was, de Oermensch! Ik heb het altijd al voor mogelijk gehouden, net als Eugène Dubois.
Dubois schatte Trinil en de klei van Tegelen op ongeveer dezelfde ouderdom en Von Koenigswald, die Dubois' Pithecanthropus-onderzoek op Java voortzette, schreef in een artikel naar aanleiding van de honderdste geboortedag van de beroemde vinder, dat deze zijn belangstelling zijn hele leven lang op de kleigroeven had gericht "omdat hij altijd hoopte hier nog een Nederlandse Pithecanthropus te vinden".
"- Maar wat is de Graslandtheorie?
Ik legde hem in het kort uit - u weet dat het bij dit soort zaken juist om de details gaat - dat bepaalde onderzoekers beweren dat homo sapiens niet eerder dan vijfhonderdduizend jaar geleden Europa is binnengekomen, want dat hij tot die tijd gebonden zou zijn geweest aan de graslanden die zich uitstrekten over grote gebieden die nu woestijn zijn, van de Sahara tot in Saoedi-Arabië.
- U gelooft niet in die theorie? De kleilagen zijn immers veel ouder...
Inderdaad, maar ik zoek dan ook niet de sapiens maar de erectus, zei ik met een intonatie van een schuinsmarcheerder. En ik probeerde mijn woorden tot diep in zijn gehoorgangen te laten resoneren - u weet dat het binnenoor van de Neanderthaler anders gevormd is dan het onze? - en hem verder bij te sturen door hem nog een en ander aan zijn verstand te peuteren in de hoop dat hij weldra zou beseffen welke story er voor hem in zou zitten.
- En als het zover is, dan ben ik de allereerste journalist die...?
Ik knikte."
Uit: Het lam, 1997
Het graf van Eugène Dubois, Venlo
LONDEN AAN DE MAAS
Als aan de Maas geboren en opgegroeide Limburger vind ik het een even grappige als opwindende voorstelling dat de Maas ooit door Londen zou kunnen stromen. Niet zoals de Thames naar het oosten maar natuurlijk andersom.
Ik stel me voor dat ik op de zuidoever sta. Het lukt echter niet me daarbij een enkel beeld te vormen van de overkant: ik zie of weilanden en akkers met verder weg de kerktoren van Baarlo of de bebouwing van de City. Beide beelden verspringen voortdurend zonder samen te smelten.
Maar wanneer de Maas door Londen stroomt, is er wellicht geen Londen meer. En geen Baarlo. Op zijn minst woont er geen mens meer, de City is hoogstens een ruïne die deel uitmaakt van een apenplaneet. En wat gebeurt er met de Noordzee? Net zoals de Noordzee niet altijd heeft bestaan zal ze ook niet eeuwig voortbestaan. Hetzelfde gaat op voor de mens.
Ik vind het prikkelend te beseffen dat ik me een mensloze of -vrije aarde meen te kunnen voorstellen, zowel in een pre- als in een posthistorie.
I'll love you, dear, I'll love you
Till China and Africa meet,
And the river jumps over the mountain
And the salmon sing in the street,
zegt W.H. Auden in zijn beroemde gedicht As I Walked Out One Evening. Dat is mooi gezegd, omdat het onvoorstelbare net voorstelbaar genoeg blijft.
Willem Wilmink maakte er dit van:
Liefste, ik zal van je houden
tot de Maas door Londen loopt
en de vissen katholiek zijn
en de paus condooms verkoopt.
Dit is slecht gezegd. Niet alleen omdat de bezwerende herhaling in de eerste regel verdwenen is. Het is slecht gezegd omdat er nog mensen voorkomen in dat verschiet, omdat er nog menselijk geloof bestaat, omdat vis en christendom vanouds iets met elkaar hebben terwijl dat hier kennelijk over het hoofd wordt gezien of onvoldoende is doorgedacht hoewel de symboliek het vers binnenzwemt. En omdat het misschien toch niet zò onvoorstelbaar is dat een paus het gebruik van condooms toestaat.
Bijgevolg vind ik het beeld van de Maas door Londen bij Wilmink nonsens, terwijl de strofe van Auden - die daar niets over zegt - deze voorstelling intussen wél mogelijk maakt.
Typisch hoe ook een slechte vertaling de betekenis van het origineel beïnvloedt en zelfs mee oplaadt.
Abonneren op:
Posts (Atom)