dinsdag 1 november 2022

WINTERPARKEN

 


Soms heb ik zin om over een gedicht dat me onder ogen komt heen te schrijven. Niet zozeer om het te verbeteren als wel om er een eigen visie dus versie op uit te proberen, het naar mijn eigen, mondig wordende lezing toe te vertalen, ermee aan de haal te gaan. Zoals veel gedichten van Bertus Aafjes (1914-1993) is zijn ‘Park in de winter’ me sympathiek. Het gedicht maakt deel uit van Aafjes` bundel Het zanduur van de dood die in 1941 verscheen.

 

 

Park in de winter

 

 

Het park ligt wijd en zijd onder de sneeuw 

en rond de zwarte groeve van de takken

zweeft als een lassoworp de vlucht der meeuw. 

De kleine vijver is inktzwart en stil, 

als hoedde hij, een kleinodie, het slijk. 

De zomerboot, een dodenbark gelijk, 

ligt bij het tuinhuis, even zwart en stil.

 

         *

 

Fraai. Ik voel de sfeer aan, denk ik. Ik zie de beelden. En ervaar de werking van de taal, de rijmen, de herhalingen. Toch zou ik geen ‘wijd en zijd’ gebruiken voor de ruimtelijkheid van een park. De groeve in regel twee staat me te zeer overeind, juist de lucht in, tenzij je de verschijning in vogelvluchtperspectief ziet, zoals de meeuw in regel drie dat doet. Misschien zette Aafjes het woord ‘groeve’ in als hint naar de dood? Te opzichtig dan? Maar de vlucht van die meeuw als een lassoworp? Dat is niet alleen moeilijk voor mijn voorstellingsvermogen, er bewegen zich nu ook cowboys in het park. Wat hebben die hier te zoeken? De kleine vijver lijkt op een kleinood. Waarom is die dan niet git- in plaats van inktzwart? Git wordt immers al heel lang gebruikt voor sieraden. En is het niet zo dat zwart water juist spiegelt? Is ‘zomer’ bij de boot wel nodig, spreekt het niet voor zich? En is ‘dodenbark’ niet te dik symbolisch? De vijver als Styx zonder twee oevers? Drie maal ‘zwart’: is dat nodig? Twee maal ‘ligt’? Twee maal ‘klein’? En is die boot net zo zwart van kleur als het water? Of is die ondergelopen, gezonken? Me iets of niets aantrekken van lettergrepen tellen? Alle eindrijmen verplicht?

         Met dit soort vragen en overwegingen aan de gang gegaan, met tot nu toe dit als gevolg:

 

Park in de winter

 

 

Heel het park ligt onder onbetreden sneeuw

en boven de gaten tussen de zwart gelaten takken

zweeft zonder schreeuw en zwenkt een meeuw.

De vijver lijkt een spiegelend kleinood van git

in plaats van zwart water dat doodstil op bodemslijk

en aan de tuinhuiskant in heel de roeiboot staat,

tot aan de bovenrand, die is wit.

 

         *

 

Consequenter, denk ik, doordachter. Geen Aafjes meer. Maar is het daarmee ook een beter gedicht geworden? Ik dacht het niet. Integendeel.