In het najaar van
1959 reisde de zestigjarige Vladimir Nabokov naar Frankrijk. Het was de eerste
keer dat hij Europa weer bezocht na zijn vertrek naar de Verenigde Staten in
1940. Aanleiding was het verschijnen van de Franse vertaling van Lolita, de roman die in 1955 in Parijs
was verschenen nadat meerdere Amerikaanse uitgevers afwijzend hadden
gereageerd.
Het Parijse tijdschrift Arts wilde een vraaggesprek met de
auteur, en dat graag in gezelschap van een Franse schrijver. Nabokov noemde
slechts twee namen: Raymond Queneau en Alain Robbe-Grillet. De eerste bleek
niet beschikbaar.
Tijdens het
vraaggesprek complimenteert Nabokov zijn drieëntwintig jaar jongere Franse
collega met diens La jalousie, dat
hij de beste Franse roman sinds Proust noemt.
Bijzonder is de uitkomst van het
dubbelinterview geenszins; de Franse ondervragers overstijgen niet het
schoolkrantniveau. Kenmerkend is een vraag als deze aan Nabokov:
Werkt
u als u schrijft grotendeels uit uw geheugen – dat uitstekend heet te zijn?
Het antwoord van Nabokov en
Robbe-Grillet samen is echter ongevraagd de moeite waard:
nabokov:
Ja, maar alleen bepaalde dingen. Mijn geheugen is heel goed wat betreft
lichteffecten, voorwerpen, combinaties van voorwerpen… Bijvoorbeeld, een trein
stopt in een station. Ik kijk uit het raam en zie dan, op het perron, een
kiezelsteen, een kersenpit, een stukje zilverpapier; ik neem die dingen in hun
samenhang zo in me op dat ik denk dat ik ze altijd weer op kan roepen. Maar
niet alleen vergeet je zoiets, je vergeet vooral hoe je ernaar keek. Want wat
moet je doen om je überhaupt iets te herinneren? Je moet het met iets anders in
verbinding brengen.
robbe-grillet:
U kent het dagboek van Kafka. De aantekeningen van een reis naar Reichenberg
waarin hij alleen maar dit soort dingen noteert? ‘Ik zag iemand met een glas
voor zich die een beetje voorovergebogen zat.’ Of: ‘Er lag een steen naast de
deur.’ Alleen maar zulke dingen. Opmerkelijk.
nabokov:
Dat is voor wanneer je iets weer wil oproepen, ankerpunten. Volgens mij heb je dit
soort mensen en een andere soort dat van ‘grote ideeën’ houdt.
Ik vrees dat de
interviewers de portee niet hebben gevat, want in plaats van de vis die ze
onverwacht aan de haak hebben gekregen binnen te halen, lanceren ze meteen de
volgende schoolkrantvraag – je ziet ze die van hun vragenlijstje voorlezen, alsof ze niet eens hebben geluisterd:
Welk
van uw boeken vindt u het beste?