Toen ik als kind thuis met de beschilderde gipsen
figuren van onze kerststal speelde, had ik uiteraard nog nooit van T.S. Eliot
gehoord, laat staan iets van hem gelezen. En toch staat in mijn lange gedicht Mathieu (2010) de volgende passage over
een kerstavond uit mijn kindertijd:
[…]
en mijn
moeder toastte sneetjes Hawaï. De drie koningen met
hun knechten
waren al op weg over het balatum in het duister
tussen de
gedraaide dragers van ons dressoir. ‘Ik zou maar
terugkeren,’
fluisterde ik, er languit voor liggend op de vloer,
met hen
alleen. Gips kwam door de verf op kamelenhoeven
heen. Ik keek
om en op of de roodkoperen ribbenman me kon
zien en
horen, aan zijn hout hangend hoog tegen het behang,
lispelde toen
hij, dacht ik, azijnig neerzag op zichzelf geinig
in de kribbe:
‘Voorwaar, eenmalig geboren wordt de dood...’
en luisterde
naar Caspar die vertelde van vertoeven in paleizen
met meisjes
in zijde en van sorbets op terrassen, maar toen
schoven ze
toch weer centimeters voort, als was hun iets
voorgespiegeld
of beloofd, om twee weken later – van de ene
op de andere
dag leek Caspar vroegoud, had Balthasar zijn
linkeroor
geschaafd, verloor Melchior ootmoed gelijk goud
en de boom
zijn naalden, zomaar buiten gegooid, bevroor
de wasem der
eeltpotigen tot bloemen tegen de ruiten,
al grijnsde
onze Etna gloeiend achter zijn mica door –
[…]
Het gaat me om die sorbets op terrassen. Ik
denk dat die op zeker meer dan tien plaatsen in mijn werk te vinden zijn, lang
niet altijd in verband met de drie wijzen uit het oosten, maar wel steeds in
een setting van melancholie en Fernweh. Het is een beeld dat kennelijk
ogenblikkelijk bij me binnen is gekomen of, sterker, dat ik ogenblikkelijk als
vertrouwd, welhaast als al lang bekend tot me heb genomen. Terwijl ik exact
weet waar het als formulering of formule voor het eerst moet zijn opgedoken:
[…]
There were times we regretted
The summer palaces on slopes, the terraces,
And the silken girls bringing sherbet.
[…]
Dat zijn drie versregels uit het gedicht ‘Journey of the Magi’ van T.S. Eliot.
Ik
besefte het andermaal bij het herlezen van het gedicht in de onlangs verschenen
Koppernikuitgave T.S. Eliot, Gedichten
1917-1930, met ernaast de vertaling van Paul Claes:
[…]
Bijwijlen
dachten we met heimwee terug
Aan
de zomerpaleizen op de hellingen, de terrassen
En
de zijdezachte meisjes die sorbets brachten.
[…]
Eerder maakte Martinus Nijhoff er dit van: ‘Menigmaal
dachten we met spijt terug/aan onze zomerpaleizen op bloeiende hellingen,/aan
meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden.’
Het
zou me overigens niet verbazen wanneer zou blijken dat ik met het gedicht van
Eliot dankzij Kees Fens kennis heb gemaakt. In het essay ‘Tussen
gisteren en morgen’, opgenomen in de bundel Tussentijd
(1972), schrijft Fens: "Tegenover de paleizen op de hellingen en de in zijde
geklede dienaressen die de terugkerende gedachten van de magiërs zelf vullen –
en daarbij de ‘sherbet’, door Eliot kennelijk in etymologische zin gebruikt
(een oosterse fruitcocktail, zou je kunnen zeggen) zonder de koele indruk die
het woord bij ons roept te laten liggen – staan de rudimentaire verlangens van
de knechten naar ‘their liquor and women’. (Nijhoff doet een kleine meesterzet
als hij ‘sherbet’ vertaalt met ‘gekoelde wijn’ en ‘liquor’ met ‘brandewijn’.)"
Aan
Nijhoffs kleine meesterzet - maar waar bleven de terrassen? - had mijn herinnering aan de kersttijd in mijn
kinderjaren natuurlijk geen boodschap, schuivend met de beschilderde gipsen
beelden dacht ik geen moment aan alcoholische drank en het besef van het gemor
van de kameeldrijvers was er nog lang niet. Trouwens, meesterzet of niet: oosterse sherbets of sorbets bevatten helemaal geen alcohol!
Bert
Voeten: ‘Spijt bekroop ons soms als we dachten/Aan de zomerpaleizen op de
hoogten, de terrassen,/En de zijden meisjes die sorbets brachten.’ Hm.
Peter
Verstegen: ‘We dachten met spijt soms terug aan/De glooiende zomerpaleizen, de
terrassen,/En de zijdezachte meisjes die sorbets serveerden.’ Paleizen die
glooien…?
Tegelijkertijd
is dat beeld van de terrassen en de sorbets zich voor mij ook los gaan zingen
uit het gedicht over de reis van de drie bijbelse koningen. Sorbets op
terrassen: riep dat niet ook onmiddellijk beelden op van een zomerdag in
bijvoorbeeld een Zuid-Europese stad? Terwijl mijn herinnering aan de
kerstfiguren van de drie wijzen, met hun kameel en kameeldrijver,
zich het beeld van sorbets op terrassen als zijnde van toen had toegeëigend.
Ja, alsof Eliot het van mij, uit mijn herinnering had overgenomen, wat alleen
al feitelijk onmogelijk is, want het gedicht werd gepubliceerd in 1927.
Maar
zoals het in rechtelijke zin geen beeld, geen formulering van mij is, is het
wie weet ook geen beeld dat, geen formulering die door Eliot zelf ‘origineel’
geschapen is. Bij Eliot weet je het immers nooit. Al de eerste vijf regels van
‘Journey of de Magi’ zijn, aldus Paul
Claes, ‘Bijna woordelijk citaat uit een kerstpreek van de Anglicaanse bisschop
Lancelot Andrews in Whitehall (1622).’ Wat geeft het ook? Wat er toe doet is
dat die terrassen en die sorbets mijn herinnering de levendigheid van toen teruggaven.
Kijk,
hier heb je de sorbets en de terrassen ook weer, in zo’n andere context, of ook
al, want in mijn bundel Cirkelgang
uit 1977:
‘als
u straks, over een paar maanden
bij
de akropolis staat of onder de
palmen
van mallorca, zult u heel wat
zelfbewuster
zijn als u weet dat u er
goed
uitziet’
en
weggeklapt is de schil,
rond
de zuidvrucht, sinaas,
sorbets
op terrassen, beslagen
bekers
en parties in helle nachten
op
de stranden,
vrienden
en vooral
veel
vreemden in de steden
(Direct boven die sorbets klinkt trouwens nog
iets door wat ooit een appèl op me deed en als zodanig door me werd
geïncorporeerd, iets afkomstig van de Duitse dichter Gottfried Benn)
PS Die 'terraces' bij Eliot zijn mogelijk geen terrassen om je te kunnen zitten verpozen, maar gemaakt voor land- en tuinbouw. (Vandaar dat Nijhoff ze maar inwisselt voor bloeiende hellingen?) Zulke terrassen bestonden in mijn Tegelse kinderjaren echter niet. Wat me trouwens opvalt is dat Paul Claes de komma die achter 'terraces' staat, in zijn vertaling achterwege laat, anders dan Voeten en Verstegen, maar daar moet ik waarschijnlijk niet meer achter zoeken dan de regel dat je in het Nederlands in een opsomming vóór 'en' geen komma plaatst.
PS Die 'terraces' bij Eliot zijn mogelijk geen terrassen om je te kunnen zitten verpozen, maar gemaakt voor land- en tuinbouw. (Vandaar dat Nijhoff ze maar inwisselt voor bloeiende hellingen?) Zulke terrassen bestonden in mijn Tegelse kinderjaren echter niet. Wat me trouwens opvalt is dat Paul Claes de komma die achter 'terraces' staat, in zijn vertaling achterwege laat, anders dan Voeten en Verstegen, maar daar moet ik waarschijnlijk niet meer achter zoeken dan de regel dat je in het Nederlands in een opsomming vóór 'en' geen komma plaatst.