Wanneer ik, zoals veelvuldig de laatste jaren, in
juryrapporten van winnende poëziebundels woorden en formuleringen als ‘beklemmend’,
‘openbrekend’, ‘vervreemdend’, ‘ontwrichtend’
en ‘afrekenend met het veilige vers’ als prijzenswaardig karakteristieken
aantref, stel ik me onwillekeurig voor hoe het privéleven van de juryleden
eruit moet zien.