zaterdag 27 november 2010

HET CULTUURSUBSIDIEDEBAD

Het lijkt me evident dat de huidige regering op cultureel gebied bezig is het kind met het badwater weg te gooien of het door het afvoerputje mee weg te laten lopen. Van een debat over dit debad is geen sprake, aangezien er slechts aan één kant de mond wordt opengetrokken. De kraan - om in badkamerbeeldspraak te blijven - is intussen al lang dichtgedraaid. In zijn pagina in NRC Handelsblad van vrijdag 26 november legt Maarten Asscher nog eens uit dat de cultuursubsidie jaren lang 0,7% van de totale Rijksbegroting heeft uitgemaakt en dat de regering nu van die zeven-tiende procent 45% af wil halen.
Bij deze cijfers vraag ik me altijd weer met verbijstering af waar het over gaat. Vandaar dat ik niet kan en eigenlijk ook niet wil begrijpen dat iedereen die op tv of in een krant tegen zulke beknibbelingen protesteert, daarbij steevast meent te moeten opmerken het vanzelfsprekend of zelfs 'natuurlijk' te vinden dat in deze tijden ook de cultuursector dient bij te dragen aan de bezuinigingsmaatregelen.
Ook Maarten Asscher, die ik zeer waardeer en respecteer, ooit prima uitgever van mijn eigen boeken en waarschijnlijk nu ook prima boekhandelaar, kan het om een of andere (strategische? polderlandse?) reden niet nalaten zijn aanklacht min of meer te besluiten met deze opmerking:
'Er dient normaal met de cultuursector overlegd te worden over een redelijke bijdrage van die sector aan de noodzakelijke bezuinigingen op de overheidsfinanciën (...)'
Je hoort het afvoerputje al gorgelen...
Waarom!? 0,7%... Alsof dat niet al jaren lang een schande is!


Ceterum censeo: dat letterensubsidies, zoals werkbeurzen, voor literaire auteurs onafhankelijk dienen te zijn van inkomens uit andere dan literaire werkzaamheden, willen ze iets anders zijn dan bijstandsuitkeringen in sinterklaaspapier.