woensdag 15 september 2010

HARMONIE SINT-LITERATUUR

Ach, de literatuur. Dat is toch een bedenksel van en voor hoogleraren zoals (...), om zichzelf als cultureel belangrijk te kunnen profileren? Geen wonder dat ze er zo veel belang aan hechten hun fantasmatische constructies als werkelijkheid en daarmee als werkelijk belangrijk voor te stellen.

Voor heuse schrijvers en heuse lezers, zoals u, bestaat ‘de’ of ‘een’ literatuur toch helemaal niet? Uiteraard vindt geen schrijver de pen opnieuw uit en geen lezer leert zelfstandig lezen. We zijn en worden voortdurend door teksten gevormd. Maar door wat voor een allegaartje aan teksten! Zelfs als je je beperkt tot de invloed van louter literaire teksten op een schrijver of een lezer. En wat ik dan zelf allemaal níét gelezen heb, alleen al van wat er in het Nederlands is geschreven – het moet gigantisch zijn! En wat zulke hoogleraren zelf allemaal ongelezen moeten laten, al simpelweg vanwege de hun door het lot bemeten tijd van leven en het feit dat ze naar de plee moeten, daarna weer moeten eten, dat hun hormoonhuishouding naar smoezeligheden verlangt en dat hun ogen minstens een paar uur per dag of nacht geen letter meer wensen te zien – onvoorstelbaar. Al die stapels boeken waar een mens van zijn levensdagen niet aan toekomt, stapels waartussen, het kan niet anders, boeken zitten die veel beter en interessanter zijn dan veel van de gelezen en nog te lezen werken. Hoogleraren letterkunde zouden er stapel-gek in plaats van hoog-geleerd van moeten worden. Geen wonder dat er gecanoniseerd moet worden om de almaar groeiende leesachterstanden te camoufleren, dat er façades opgetrokken worden, geen wonder dat ze ordening willen forceren, richtingen willen aangeven, willen dirigeren. Maar in plaats van dirigenten zijn ze in feite, wanneer ze niet de gepaste en dienstbare bescheidenheid kunnen betrachten, Nollesen, tromdragers van de door hen zelf in het leven geroepen, gefantaseerde, imaginaire Harmonie Sint-Literatuur. Betreurenswaardig de schrijvers die daar dan weer achteraan menen te moeten gaan lopen in de hoop een deuntje te mogen meeblazen.

[Fragmentje uit Maar waar is het drama?, weldra te verschijnen.]