donderdag 15 januari 2009

DE SCHAAMTE EN DE SCHRIJVER

Een schrijver hoort zich te schamen voor zijn schrijven en het geschrevene.

‘Het was een vreemd, toxisch werk,’ aldus Witold Gombrowicz (in 1960, vanuit Argentinië voor Radio Free Europe) over zijn eerste pogingen, als aankomend student, om een roman te schrijven. ‘Ik werkte harder dan een voerman of kok (…); desalniettemin was dat werk op de een of andere manier verdacht, nep. Het was lastig, een ware worsteling, maar het leidde allerminst tot respect. Dat was mijn eerste confrontatie met de schaamte waaraan elk artistiek werk gepaard gaat, met name het soort dat de goedkeuring van anderen niet kan wegdragen en waar geen behoefte aan is. Dat schaamtegevoel zou zwaar op me drukken, vele, vele jaren lang; pas de laatste tijd begint de druk ervan een beetje af te nemen.’
Je moet er toch niet aan denken!? De verwarmingsmonteur die je thuis in flagranti betrapt… ‘Meneer is schrijver? Detectives? Of SF? O, literatuur. Is dat niet saai?’

Je vrouw die je ’s avonds je ‘werk’kamer hebt uitgeblaft toen ze je stoorde bij je ‘werk’ en die, zo gauw je je hielen hebt gelicht, leest wat je toen hebt geschreven…
De nieuwe vrouwelijke collega op je échte werk die daar ter ore is gekomen dat je óók schrijft en zegt dat ze graag leest – ‘Ach, gedichten,’ zeg je om van haar af te zijn – ‘Maar toch ook echte boeken?’ riposteert ze – Je knikt – ‘Zijn die ook te koop? Wat is je naam ook alweer?’

Of zo’n ongevraagd oordeel van iemand die eens iets van je probeerde: ‘Wel moeilijk, hoor. Zeg eens, is het autobiografisch en verdien je daar nou ook nog wat mee?’

En wat te denken van iemand die meent je te moeten laten weten de Verriß van je nieuwste roman door de bekende criticus K te hebben gelezen en in antwoord op je vraag of hij die roman zelf ook heeft gelezen, zich excuseert met 'Geen tijd en ik houd sowieso niet zo van lezen'?

Vernederd voel je je in alle gevallen in eerste instantie nooit, maar altijd beschaamd, terecht beschaamd.

Soms, meestal voor de televisie want bijna nooit live bij zoiets aanwezig, zit ik als uit het veld geslagen te kijken naar hoe een schrijver en plein public schaamteloos de schrijver durft uit te hangen, alsof hij niet in zijn blote kont in zijn broek staat of onder tafel zit. Ik betrap me dan steevast op zoiets als wrevelige jaloezie. Maar spoedig erna, als ik weer ‘aan het werk’ ben, koester ik mijn schaamte, hoewel dat op zich natuurlijk opnieuw iets is om me voor te schamen.