Als kind nooit dit beeld van mijn moeder gehad
en ook nadien tijdens haar nog lange leven
niet;
wat eerder was komt later: haar zoon ik die ineens
eindelijk ziet hoe verleidelijk als aanstaande
ze
met mijn toekomstige vader poseert voor een foto
van het stel, verliefd, zwart-wit, in
natuurgebied
Zwart Water. Zondag is het, zesentwintig zij,
schat
ik, haar minnaar twee jaar ouder. Tegen hem aan
staat ze met een schouder, haar jurk hoe fatsoenlijk
ook toch een bevallig tikkeltje ordinair, zo een
die een lustmoordenaar tot wilde kussen tussen
gindse bomen dwingt om hem dan bij haar volle
borsten open te rijten voor hij haar met de
erom
smekende halsband smoort. Maar goed dat
mijn eerbare moeder me niet meer hoort. Nee,
een schande is het dat wat eerder was niet meer
kan, dat niet ik het was die de foto nam – of
toch?
Zijn arm om haar heen, linkerhand in zijn
rechter.
‘Zo staan blijven,Wim. In de lens kijken, Miep!’
Klik. Dan wandelen we verder, leeftijdgenoten,
zij
en ik. Maar bij wat eerder was komt nooit een
later,
zoals die twee ook al lang geen twintigers meer
waren toen ik met mijn meisje door Zwart
Water liep.
Wat haat ik de fantasie met zijn valstrik
fotografie!
Is het niet al genoeg gemis, pap en mam, wanneer
ik
jullie louter en alleen als mijn vader en
moeder zie?
© 2021 HB