zaterdag 6 maart 2021

ZONDER ERWIN

 


Het hoeft geen gedicht te worden. In het eerste leerjaar

kon Erwin zich nog zelfstandig voortbewegen, weliswaar

werd zijn tas al door een medescholier gedragen. Spier-

ziekte van Duchenne: dodelijk progressief; vatbaarheid

voor pneumonie, beademing op een gegeven moment dag

en nacht noodzakelijk. Zijn gymnasiumdiploma hoopte

Erwin in elk geval nog te behalen. In de vijfde klas zat hij

aldoor in een elektrische wagen, zijn hoofd recht gehouden

met extra steunen; weleens kwijl, nooit tranen. Ik wilde

 

met de groep het Rijksmuseum in. Vanzelfsprekend hoefde

Erwin niet, maar hij wilde per se mee. Daar wat geregeld.

Zijn moeder had hem met zijn wagen naar de liftingang

in de oude onderdoorgang gebracht. In de galerij boven

hebben we ons toen gewarmd en lang gewacht. Beneden

joeg een ijswind door dat tunnelachtige tochtgat waar zelfs

geen straatmuzikant meer stond of zat. Wat afgesproken

was bleek vergeten. Eindelijk verscheen ons Erwins lach.

 

Ik herinner me dat ik voor De Staalmeesters vroeg naar

wie de keurmeesters keken. Erwin boog een vinger om op

zichzelf te wijzen. Een week later stonden we allen aan

zijn graf. Niets baatte, wollen sjaal noch dikke stof. Koud

was het nog steeds. Maar de wind, die lag. Sindsdien

meen ik te zien dat de waardijns naar mij niet meer

willen kijken, maar naar waar Erwin was, als sta ik

in de weg bij leven. Waren ze toch schilderij gebleven.

  


_______________________________

‘Zonder Erwin’ werd eerder gepubliceerd in de bundel De warmte van een hondje, een uitgave in eigen beheer, 2015.