Geen rococo of art
deco,
niets eenmaligs uit een
gobelinatelier
maar iets uit de
machinale weeffabriek,
geen Diana bespied,
niets Hubertussymboliek
op het wandkleed dat
boven de divan hing
waarop zijn opa lag en
sliep,
het woud met het hert
dat riep.
Dat volstond voor een
jongen van zeven
voor naaldbosruisen,
beekgekabbel, het
veren van mos, geuren
van hars en schors.
En nu komt daar
terugverlangen van?
Nee, terugverlangen
niet,
want eenmalig behouden
is het als zo veel
uit dat leven, het
fluctueren van dat groene oog
bij de pauselijke zegen
vanuit krakend Rome gegeven
aan de oma die voor de
radio zat geknield,
hoe die arme varkens
gilden
toen ze in alle vroegte
uit hun kloosterstallen
de veewagen in werden
gedreven
in de straat met zijn
volle linden
die zoet bloeiden zelfs
als er sneeuw lag
en de ijspegels aan de
dakgoten hingen.
Vertekende beelden? Om
het even.
Al lang gerooid die
bomen, gesloopt
de kloostermuur, de
meeste huisbewoners
nu ongedoopt, het
grootouderlijk graf geruimd,
dat wanddoek aan de
voddenman meegegeven,
geen
rococo of art deco,
niets artistieks,
uniek alleen voor mij
in wie almaar meer
verschiet zich openbaart
in voor niemand anders
ooit nog ontsluitbaar gebied.
Zo dacht ik tot voor
Anatolia Market in Amsterdam-Oost
tussen reiskoffers,
kisten granaatappels en kumquats
een vrouw met hoofddoek
een kleed ophield,
niets sjieks,
iets uit de machinale
weeffabriek.
Dat volstond voor
een woud met een hert
dat riep.
© 2017 HB