vrijdag 6 juni 2025

OFFERFEEST


Vandaag weer Offerfeest. Het verhaal over de vader die van en voor God zijn zoon zou moeten offeren is wellicht het meest pervers intimiderende en indoctrinerende verhaal in de joodse, christelijke en islamitische geschriften.

___________________

‘En God zei “Abraham”, en deze zei “Hier ben ik.” En Hij zei “Neem je geliefde zoon en offer hem tot een brandoffer in de bergen.”’

            Het waren de woorden van de schilder die weer op zijn stellage klom. Bovengekomen draaide hij zich om en keek in de ogen van de ontstelde jongen beneden.

            ‘Maar weet je wat ik doe,’ vroeg de schilder, ‘weet je wat ik er speciaal voor jou aan ga doen? Let op, Kid.’

            De schilder begon in zijn verfschalen te roeren, hij nam zijn kwasten en penselen en ging aan het werk. En al gauw kon Kid in de linkerbovenhoek de contourlijnen onderscheiden van een klein, in diagonale richting neerstortend figuurtje. Nee, het stortte toch niet neer, het kreeg twee vleugels, als een zwaluw. En in zijn duikvlucht gebaarde het met zijn armen. Met zijn linkerarm en -hand wees het op de geboeide jongen, met zijn rechter naar de ram. Intussen werd zijn kleding uitgewerkt met mooie kleuren en decoratieve plooien, werd het hoofd voorzien van een soort zonneschijf die ten slotte, samen met de hele gestalte, werd omsloten door het nachtelijke zwart zoals dat al diep tussen de bergen had gehangen.

            ‘Maar de Engel des Heren riep tot hem van de hemel en zei “Abraham!” En hij zei “Hier ben ik.” En Hij zei “Strek je hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat je godvrezend bent en Mij je geliefde zoon niet hebt onthouden.” Toen sloeg Abraham zijn ogen op en zag hij achter zich een ram met de hoorns verward in het struikgewas…

            Zie je? Eind goed, al goed,’ zei de schilder. ‘Lust jij schapenvlees, Kid, geroosterd, met knoflook en rozemarijn? Hm!’

            Hij liet een lach schier eindeloos in de nog onbeschilderde koepelschaal schallen.

 

Kid wist niet of hij meteen naar buiten was gerend of dat hij nog een hele tijd verdwaasd naar boven had staan kijken, om daarna voetje voor voetje of sluipend of achteruitschuifelend, het kerkje te verlaten. Vervolgens moest hij de dorpsweg langs zee zijn overgestoken, want hij stond op een groot basaltblok vanwaar hij over het zilverende water naar de horizon staarde, die altijd maar hoger bleef dan hij.

            Zijn nek en schouders voelden verkrampt aan. Bovendien voelde hij zich draaierig. Ongetwijfeld ten gevolge van het langdurig omhoog kijken. Maar niet minder door toedoen van de ongemakkelijke houding van de slungelige jongen, wiens hoofd in de nek getrokken werd door de vader. En zeker ook niet minder door de heuse aanwezigheid van de bergen, waarvan Kid wist dat ze hem waarnamen, dat ze op hem neerzagen, over de dorpsdaken, over de kerkkoepel heen, priemend in zijn achterhoofd, nek en schouders. Maar zijn handen liet hij hun niet zien, die hield hij met de vingers gespreid tegen zijn buik gedrukt, en hij kromde zich erbij, als iemand die last van zijn maag en darmen had gekregen. Waren er nieuwsgierige tuimelaars opgedoken, dan zouden die hebben kunnen zien dat Kid er navenant gekweld bij keek.

 

Die avond kon Kid ternauwernood het toilet bereiken toen een tweeledige inwendige aandrang hem uit de slaap had gehaald en hem zijn bed uit had gedreven.

_____________

Fragment uit Kid