maandag 19 februari 2018

BIJ HET LEZEN VAN EEN LUCEBERTBIOGRAFIE - 12 - EN TWEE BRIEVEN


Uiteraard met toestemming van de afzenders hieronder twee brieven (e-mails) van bevriende kunstenaars. De eerste is van schilder Rik Lina. Hij schreef me het volgende naar aanleiding van die speciale vleugel ooit bij het Amsterdams Stedelijk Museum (zie aflevering 11):

Beste Huub,

De ‘nieuwe Vleugel’ werd speciaal gebouwd als expositieruimte voor de Amsterdamse kunstenaarsverenigingen. Dat waren er in die tijd nogal wat, zodat de vleugel het hele jaar werd gebruikt. Dat zinde de museumdirectie natuurlijk niet, ook omdat die het Amsterdamse werk beneden de maat vond.
            Er stond dus een groot bord voor de bezoekers dat deze expositie buiten de verantwoordelijkheid van de directie was. Zelfs bij de exposities van de jaarlijkse kunstaankopen (jaja... die waren er destijds! evenals de Rijksaankopen en Provinciale…allemaal wegbezuinigd).
            Het begon ermee dat verenigingen werden samengevoegd en dat nieuwe groepen geen toegang kregen etc…. Langzaam maar zeker hield het op, werden de verenigingen verjaagd naar Museum Fodor, zodat de vleugel gewoon een onderdeel werd van het museumprogramma. De enige Amsterdamse (nou ja...) kunstenaar die ik er nog zag was Karel Appel. Mijn werk heeft er ook enkele malen gehangen in de jaren 70, met de ‘Nederlandse Kring van Tekenaars’, en ik richtte er exposities in van de Kunstaankopen.
            En toen ging de beuk erin… Op de foto zie je ‘madame’ wethouder Gehrels enthousiast de ruiten ingooien. Een schitterend bewijs van de totale barbarij van de Nederlandse overheid. Kunst heeft geen nut, dus weg ermee, en helemaal kunst van dat zootje tuig uit Amsterdam.
            Ik was eind jaren 70 al voorgoed afgeknapt op het hele Vaderlandse kunstbeleid en ben met ons gezin geëmigreerd naar de Antillen.

Hartelijke groet,
RIK

De tweede is van vriend Benno Barnard. Zijn vader, Willem Barnard (dichter Guillaume van der Graft) figureert ook in de Lucebertbiografie van Hazeu. Pagina 77: ‘[…] meldde zich vrijwillig [voor de Arbeitseinsatzhb], net als Willem Barnard en Ad den Besten.’ Met als noot van Hazeu: ‘In de gesprekken die ik met Willem Barnard […] voerde en de vele tientallen brieven die wij schreven tussen 1981 en 2003, kwam een enkele maal de oorlog ter sprake, en de last die hij na de oorlog voelde omdat hij zich voor de Arbeitseinsatz had aangemeld. Het niet onderduiken zag hij als een voorbeeld van “schuldig verzuim”.’

Beste Huub,

Die Lucebertbiografie is belachelijk dik, alsof Hazeu zijn varken vetmest om het vervolgens te slachten. Je commentaren bij die slachtpartij zijn meeslepend: ik zie je kwaad worden als de idealist Lucebert na de oorlog ook nog eens een opportunist blijkt te zijn. De idealist: het is een angstaanjagende mensensoort. Een gewoon slecht mens berooft een juwelierszaak en is dan voorlopig tevreden, maar de idealist zal niet rusten voor hij het paradijs op aarde heeft gesticht, ondertussen zijn medemensen berispend wegens verkeerde opvattingen. In de kranten lees ik dat Lucebert als linkse voorman het tegendeel werd van de Hitlerbewonderaar en antisemiet. Maar het tegendeel van het nazisme is niet links, laat staan extreem-links - het tegendeel van het nazisme is de saaiheid van het burgerlijke midden. Ja, ik ben een extremist van het centrum!
            Nu over mijn vader. Hazeu, lees ik bij jou, noemt Willem Barnard als iemand die zich vrijwillig voor de Arbeitseinsatz heeft gemeld; na de oorlog, vertelt hij in een aantekening, toen mijn vader vooral Guillaume van der Graft wilde zijn, een dichter in de periferie van de Vijftigers, ergens halverwege Nijhoff en Lucebert, en in zijn beste werk een gaaf lyricus... na de oorlog dus heeft hij in brieven aan Hazeu het niet-onderduiken 'schuldig verzuim' genoemd.
            Zo wekt de weinig subtiele Hazeu de misleidende suggestie dat mijn vader uit sympathie voor de Duitsers naar Duitsland zou zijn gegaan... Welnu, de zaken liggen wel even anders dan Hazeu suggereert.
            Mijn vader was een Rotterdammer, zijn stad was gebombardeerd, mensen die hij kende waren gestorven, maar dat drama was niet eens nodig om het nazisme te haten, hij was intellectueel onderlegd genoeg om die ideologie te doorzien. Vergeet niet dat hij een leerling was van de theoloog Miskotte, die in 1939 het nazisme in het fenomenologische meesterwerk Edda en Thora als het nieuwe heidendom omschreef. Bovendien had hij van vaderszijde gematigde socialistische sympathieën, van de soort die wij vandaag ‘sociaal-democratisch’ zouden noemen.
            Maar er speelde nog een ander soort moreel besef mee: vrienden van hem waren opgepakt of durfden niet onder te duiken. Mijn vader – in die tijd, 1943, al verloofd met mijn moeder – heeft toen besloten zijn vrienden niet in de steek te laten, mede gedreven door de gedachte dat hij als student theologie mensen misschien moreel kon bijstaan. Dat laatste is ook gebeurd. Mijn vader sprak en bad met mensen. Wij kunnen ons dat misschien moeilijk voorstellen – sowieso kunnen we ons weinig voorstellen van het leven in die oorlog, behalve dan het spektakel zoals verbeeld in films. Maar het geestelijke leven, de morele beslissingen, het sentiment, de doodsangst, de heldenmoed, goed en kwaad als concrete, tastbare werkelijkheden... jij en ik hebben nooit iets meegemaakt.
            Goed, ik las dus bij jou wat Hazeu achteloos aanroerde. Toen was jij nog vooral onthutst vanwege de rol van Lucebert voor hij Lucebert werd. Maar vervolgens publiceerde je je aantekeningen over de naoorlogse Lucebert, de grote linkse voorman, die gezellig in het Spanje van Franco ging wonen en dat verkocht als een vorm van solidariteit met de gewone, ‘echte’ Spanjaard. Je was woedend. En ook ik was woedend. De opportunist! Moraliseren over onze gemartelde bruid en van een ander gemarteld meisje naar hartenlust profiteren!
            En weer dacht ik aan mijn vader, die ik meer dan eens in tranen heb gezien, gekweld als hij werd door schuldgevoel. Niet vanwege die Arbeitseinsatz: zijn geweten was zuiver. Hij vertelde eens hoe een Rus en hij altijd Stalin dobr! tegen elkaar zeiden, want Stalin was toen nog een bevrijder en die groet wiste de Heil Hitlers om hen heen als het ware uit.
            Wat hem kwelde was zijn lafheid: hij was geen verzetsstrijder geworden, hij had geen pistool durven oppakken, hij had zichzelf een zwakke humanitaire missie aangepraat en was in arren moede naar Berlijn getrokken, vanwaar hij een jaar later met de tuberculose in zijn longen weer naar huis was gestuurd, een overlevende van hevige bombardementen, getraumatiseerd voor de komende zes, bijna zeven decennia. Wat hem kwelde was dat hij geen enkele Jood had gered.
            Jouw aantekeningen over de Keizer bij de Caudillo lezend, herinnerde ik me hoe mijn vader meer dan eens uitnodigingen voor Stellenbosch had afgeslagen. Je kon niet naar het Zuid-Afrika van de Apartheid reizen, vond hij, al was hij zich er heel goed van bewust dat de toenmalige culturele boycot uitsluitend Afrikaanstalige dichters en academici trof, die in overgrote meerderheid anti-Apartheid waren, en de economische belangen van Verwoerd en de zijnen nog niet met een schampschot raakte.
            Vergelijk dat eens met Lucebert.
            Groot dichter.
            Groot opportunistisch varken.