In de jaren dat ik deel uitmaakte van de
redactie van De Gids was de natuurkundige Frans Saris (*20 april 1942) een van
mijn mederedacteuren. Bij het bericht van zijn overlijden op 29 juni 2025 las
ik het aan hem opgedragen gedicht terug dat voor het eerst verscheen in januari
1999 in Dietsche Warande & Belfort. Het is het derde gedicht uit een
reeks met de titel ‘Uitzicht kalm te genieten’. Onze gesprekken moeten destijds
tot deze tekst hebben geleid.
Met
dank derhalve nogmaals voor Frans Saris:
Van bloem tot
bloem vliegt een houtbij. Doch haar gezoem
gaat op in dat
van de motor van een speedboot
die niet
zichtbaar is voor het insect doch stilvalt
exact wanneer
de houtbij in het bloemhart landt
en opstart weer
precies als de bij weer opvliegt.
Dat is toeval.
En al het andere dan? Niet?
Op de
kadestenen, zag men, rond twaalf uur, sloeg
een visser een
octopus murw. Pas afgepast
na elke slag
vernam men, eten en drinken
wegslikkend
voor het havenrestaurant, elke
klank waaraan
het gepaard gegaan was, dat gemep.
Zichtbaar is
het niet maar meetbaar zeer waarschijnlijk
dat de schaduw
van de meeuw over het water
later is dan de
meeuw. Echter stel nu eens dat
opeens het
omgekeerde zich wenst voor te doen,
zich voordoet
dus, voor het blote oog evenzeer
onwaarneembaar.
Waarschijnlijk heel vanzelfsprekend
zou men horen
zijn potloodpunt zich aanspitsend
bij het
wegschrijven van een gedicht als dit, met
uitzicht over
zee en een soort wee vermoeden
van dat men
straks wellicht, bord en glas vullend, hoort
en ziet hoe men
octopus van de kade rukt.
En dan?
Uitzicht? Op de onvoorstelbaarheid van
na de
onvermijdelijke moederschoot iets
of niets. De
dood wordt iemand soms zo lief dat hij
hem vast dankt
voor een speedboot die een bij nadeed.