zaterdag 26 juni 2021

LAATSTE AANTEKENING

 


It seems a pity but I do not think I can write more -

Robert Falcon Scott in zijn laatste dagboekaantekeningen, 29 maart 1912.

woensdag 7 april 2021

DOOR ZWART WATER - een sentimentaliteit

 


Als kind nooit dit beeld van mijn moeder gehad

en ook nadien tijdens haar nog lange leven niet;

wat eerder was komt later: haar zoon ik die ineens

eindelijk ziet hoe verleidelijk als aanstaande ze

met mijn toekomstige vader poseert voor een foto

van het stel, verliefd, zwart-wit, in natuurgebied

Zwart Water. Zondag is het, zesentwintig zij, schat

ik, haar minnaar twee jaar ouder. Tegen hem aan

staat ze met een schouder, haar jurk hoe fatsoenlijk

ook toch een bevallig tikkeltje ordinair, zo een

die een lustmoordenaar tot wilde kussen tussen

gindse bomen dwingt om hem dan bij haar volle

borsten open te rijten voor hij haar met de erom

smekende halsband smoort. Maar goed dat

mijn eerbare moeder me niet meer hoort. Nee,

een schande is het dat wat eerder was niet meer

kan, dat niet ik het was die de foto nam – of toch?

Zijn arm om haar heen, linkerhand in zijn rechter.

‘Zo staan blijven,Wim. In de lens kijken, Miep!’

Klik. Dan wandelen we verder, leeftijdgenoten, zij

en ik. Maar bij wat eerder was komt nooit een later,

zoals die twee ook al lang geen twintigers meer

waren toen ik met mijn meisje door Zwart Water liep.

Wat haat ik de fantasie met zijn valstrik fotografie!

Is het niet al genoeg gemis, pap en mam, wanneer ik

jullie louter en alleen als mijn vader en moeder zie?

 

 

© 2021 HB

 

zaterdag 6 maart 2021

ZONDER ERWIN

 


Het hoeft geen gedicht te worden. In het eerste leerjaar

kon Erwin zich nog zelfstandig voortbewegen, weliswaar

werd zijn tas al door een medescholier gedragen. Spier-

ziekte van Duchenne: dodelijk progressief; vatbaarheid

voor pneumonie, beademing op een gegeven moment dag

en nacht noodzakelijk. Zijn gymnasiumdiploma hoopte

Erwin in elk geval nog te behalen. In de vijfde klas zat hij

aldoor in een elektrische wagen, zijn hoofd recht gehouden

met extra steunen; weleens kwijl, nooit tranen. Ik wilde

 

met de groep het Rijksmuseum in. Vanzelfsprekend hoefde

Erwin niet, maar hij wilde per se mee. Daar wat geregeld.

Zijn moeder had hem met zijn wagen naar de liftingang

in de oude onderdoorgang gebracht. In de galerij boven

hebben we ons toen gewarmd en lang gewacht. Beneden

joeg een ijswind door dat tunnelachtige tochtgat waar zelfs

geen straatmuzikant meer stond of zat. Wat afgesproken

was bleek vergeten. Eindelijk verscheen ons Erwins lach.

 

Ik herinner me dat ik voor De Staalmeesters vroeg naar

wie de keurmeesters keken. Erwin boog een vinger om op

zichzelf te wijzen. Een week later stonden we allen aan

zijn graf. Niets baatte, wollen sjaal noch dikke stof. Koud

was het nog steeds. Maar de wind, die lag. Sindsdien

meen ik te zien dat de waardijns naar mij niet meer

willen kijken, maar naar waar Erwin was, als sta ik

in de weg bij leven. Waren ze toch schilderij gebleven.

  


_______________________________

‘Zonder Erwin’ werd eerder gepubliceerd in de bundel De warmte van een hondje, een uitgave in eigen beheer, 2015.

 

dinsdag 2 maart 2021

EN STALIN DAN?

 


Op Twitter laat Marieke Lucas Rijneveld weten wat ze de beste manier vindt om 'gedachten en gevoelens' te 'verwoorden' en te reageren op wat er gezegd is over het al dan niet onzalige plan om haar dat spoken word-gedicht van Amanda Gorman te laten vertalen: ‘het schrijven van een gedicht’. Want: ‘Poëzie verbindt, verzoent en heelt.’

         Nog afgezien van de opvatting van poëzie als het verwoorden van gedachten en gevoelens: wat een verschrikkelijke cliché! Het schakelt het meningsverschil uit, negeert hele sub-genres (de parodie, de polemiek etc.), maar vooral: sommige van de voor mij meest waardevolle gedichten helen juist helemaal niet maar houden de wond rauw.

         Überhaupt DE ‘Poëzie’ of ‘Muziek’ of ‘Beeldende kunst’ – alsof alles wat onder zo’n noemer valt wezenlijk ethisch verheven is!

         En zelfs als iets onder die noemer ethisch verheven en ook nog eens artistiek goed is – wat garandeert dat dan wat betreft verbinding, verzoening en heling?

         Bij zoiets kijk ik graag naar bijvoorbeeld de auteurs en titels in de bibliotheek van Theodore Kaczynski, de ‘Unabomber’: https://thebookshopper.typepad.com/the_book_shopper_atlantad/2009/05/the-unabombers-library-part-2.html

         En lazen en schreven Stalin, Mussolini, Mao en Bin Laden niet ook poëzie? 

 

vrijdag 26 februari 2021

NÉGRITUDE - EEN BEKENTENIS

 


Marieke Lucas Rijneveld heeft via Twitter laten weten de opdracht om dichtwerk van Amanda Gorman te vertalen terug te geven. Ze – ben ik correct? – zegt begrip te hebben voor de mensen die zich gekwetst voelen door de keuze om haar – correct? – te vragen. Enfin, lees hieronder zelf het hele bericht. Een kolfje naar de hand van freudianen overigens met de Fehlleistungen dat ze – ? – het als haar – ? – ‘grootste taak zag om [Gormans] kracht, toon en stijl overheid te houden’ en dat ze – ? – ‘in positie’ is. [Cursiveringen van mij – HB]

De affaire noopt hoe dan ook tot zelfreflectie en daarmee in mijn geval tot een bekentenis. Zelf, Limburger, wit en hetero, schreef ik ooit over een zwarte dichter uit de Caraïben, waarbij ik veelvuldig het woord ‘neger’ gebruikte en met mijn gepriviligeerde witte vingers poëzie vertaalde die met zwarte was geschreven:  https://www.dbnl.org/tekst/_gid001198901_01/_gid001198901_01_0094.php

         Alleen zal ik er geen enkel begrip voor hebben wanneer mensen zich er om welke culturele, sociologische of psychologische  reden dan ook door gekwetst voelen, zoals ik me er ook niet schuldig over voel dat ik in de positie was om te denken en te voelen zoals ik toen deed en nu nog steeds doe, terwijl velen dat niet waren en niet zijn. Integendeel.

 


donderdag 25 februari 2021

IN MEMORIAM PHILIPPE JACCOTTET

 


24 februari 2021: op vijfennegentigjarige leeftijd overleed de in Zwitserland geboren Franstalige dichter Philippe Jaccottet.

Lees hier in Nederlandse vertaling Peter Handke over Jaccottet: https://www.dbnl.org/tekst/_gid001199401_01/_gid001199401_01_0162.php

En hier ook enkele gedichten van Jaccottet in Nederlandse vertaling: https://www.dbnl.org/tekst/_gid001199401_01/_gid001199401_01_0163.php

 

maandag 15 februari 2021

WAT DOEN DIE IN JURY'S?

 

Gelukkig kiezen nog maar weinig jongeren voor een universitaire studie Nederlands. Het lopende studiejaar op de Nederlandse universiteiten telt ruim de helft minder eerstejaarsstudenten dan twee jaar terug, las ik. Gelukkig, want des te kleiner is de invloed van bepaalde universitaire docenten op de Nederlandse literatuur.

         Letterkunde is uiteraard niet het enige domein van die studie, maar ik wil het daar wel even uitsluitend over hebben. Letterkunde wordt gedoceerd door hoogleraren en docenten die zich meestal literatuurwetenschappers noemen. Wetenschappers zijn onderzoekers. En op zijn minst sedert de moderne natuurkunde weten we dat de onderzoeker met zijn onderzoek altijd het onderzochte beïnvloedt. Toch zijn er grenzen, lijkt me, en dient de onderzoeker die onvermijdelijke invloed zoveel mogelijk te reduceren.

         Wat doen zulke docerende literatuuronderzoekers dan in jury’s van literaire prijzen? De receptie, geschiedenis, ontwikkeling, rol enzovoort van de literatuur mee beïnvloeden toch? Hoe kunnen zij dat allemaal vervolgens nog fatsoenlijk ‘onderzoeken’ en hoe kunnen ze er met goed fatsoen over doceren?

         Neem universitair docent Jeroen Dera, over wie ik op zijn eigen website onder meer lees dat hij ergens bespreekt ‘hoe het literatuuronderwijs zelf voortdurend bijdraagt aan het beeld dat mensen van literatuur hebben’, en over wie ik op de website van de Radbouduniversiteit lees dat hij een ‘consortium [leidt] dat een literatuurdidactiek ontwikkelt met meer aandacht voor de leesvoorkeuren van adolescenten’, en dat hij zich onder meer bezighoudt met bachelorwerkstukken en masterscripties letterkunde, alsmede met de cursus ‘Rol en functie van de Nederlandse literatuur in de 21ste eeuw’. Uit de omschrijving van die cursus: ‘In deze collegereeks staat de eigentijdse literatuur centraal in Nederland en Vlaanderen, dat wil zeggen van plusminus 2000 tot heden. Het gaat in deze colleges over verhalend proza in de een-en-twintigste eeuw, de verschuiving tussen ‘hoge’ en ‘lage’ letterkunde, de rol van de schrijver in het maatschappelijke debat en de opkomst van een nieuw “genre” als Young adult literatuur.’

         Worden de leesvoorkeuren van adolescenten niet mede gestuurd door de toekenning van literaire prijzen? Waar dienen literaire prijzen immers anders toe? En spelen literaire prijzen en dus jury’s geen rol in de rol en functie van de Nederlandse literatuur? Ik bedoel, welke belangen worden hier onontwarbaar met elkaar verstrengeld? Want Jeroen Dera mag een vaste waarde heten in literaire jury’s die oordelen over ‘eigentijdse literatuur’ en ‘verschuivingen’ daarin; als zodanig maakt hij direct of indirect deel uit van zijn eigen academisch onderzoeksterrein. Zonder volledig te zijn: Jan Campertprijs, Constantijn Huygensprijs, C. Buddingh’ Prijs, Grote Poëzieprijs, P.C. Hooftprijs, ArtEZ Creative Writing-prijs, Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, Herman de Coninckprijs.

         Niet dat iedereen zo’n score haalt, maar Dera is natuurlijk niet de enige universitaire literatuurwetenschapper en leermeester in Nederland of Vlaanderen die voor jury’s wordt gevraagd en maar wat graag ‘ja’ zegt. Op zich, dat wil zeggen, voor de kwaliteit van die jury’s, hoeft dat niet erg te zijn, maar het maakt wel duidelijk dat het ernaast ‘wetenschappelijk’ onderzoek doen naar de stand van zaken in en omtrent de literatuur en erover doceren dan een lachertje is.



zaterdag 13 februari 2021

DE GIBBON HOREN ZINGEN MAAR NIET WETEN WAAR HIJ UITHANGT

 


Ik ben nogal allergisch voor bijeengeleuterde sfeertekeningen zoals je die zowel in als omtrent literatuur vaak tegenkomt.

        Ach, weer zo’n schrijver die omwille van de ambiance maar wat bazelt, dacht ik bij de eerste alinea van het vraaggesprek met Adriaan van Dis in NRC Handelsblad van vandaag:

Sinds Adriaan van Dis (74) weer in Amsterdam woont ontwaakt hij ’s morgens met het geluid van Sumatra. Dan hoort hij naast het tingelen van de vroege ochtendtram het hoge gezang van de witwanggibbons in Artis. „Ach, wat aandoenlijk”, dacht hij in het begin nog. „Totdat ik hun taal begon te verstaan. Ze roepen niet ‘hallo, hier ben ik’, maar ‘ik wil eruit!’. Al is het sinds de lockdown een stuk stiller. „Dieren hebben publiek nodig. Ze missen ons.”

Allereerst weet ik zo gauw niet waar en waarom trams steevast in de ochtend tingelen als ze Artis passeren, ik weet wel dat ze een rotherrie maken op de kruising van de Plantage Middenlaan met de Plantage Kerklaan.

        Maar de gibbons van Artis zijn in elk geval geen ‘witwanggibbons’, het zijn ‘goudwanggibbons’, en die komen in het wild niet voor op Sumatra maar in Cambodja en Zuid-Vietnam. Overigens komen op Sumatra óók geen witwanggibbons voor. Wél siamangs en… - och, toch ook allemaal dat soort apen, hè.

        De door hun geluid gecharmeerde schrijver heeft blijkbaar nooit de moeite genomen het viertal eens te gaan bekijken. In plaats ervan houdt hij het dwazemensen-idee erop na dat die gibbons de laatste tijd niet meer te horen zijn (‘een stuk stiller’?) vanwege de lockdown, waardoor er geen mensen meer komen voor wie ze kunnen zingen…

        Nee, die schrijver interesseert zich eigenlijk volstrekt niet voor deze dieren bij hem om de hoek, anders zou hij wel weten dat ze momenteel niet meer te horen zijn omdat ze in hun fraaie spiksplinternieuwe, warme binnenverblijf zitten, hangen en slingeren terwijl er aan de nieuwe inrichting van hun buitenverblijf gewerkt wordt. Als je even de moeite neemt om achter het momenteel verplicht gesloten restaurant De Plantage het nog steeds openbaar toegankelijke Artisplein op te lopen kun je dat verblijf en het gezwaai en geslinger erin zelfs van afstand zien.

        Zo’n ach-wat-maakt-het-ook-uit-intro heeft dan wel weer zijn voordeel: ik kan meteen iets heel anders gaan lezen dan wat er allemaal op volgt.

 _____________

Op de Artisfoto: het vrouwtje.

woensdag 3 februari 2021

UITZONDERLIJK GOED POËZIEJAAR

 


Coronajaar 2020 moet een uitzonderlijk goed poëzieuitgavenjaar zijn geweest, afgaande op de longlist van de Grote Poëzieprijs waarop niet eens rijke en boeiende poëziebundels als die van Wiel Kusters, Arnoud van Adrichem, H.C. ten Berge, Hans Tentije of Peter van Lier prijken!













 

zondag 31 januari 2021

MEA CULPA

 


Recentelijk plaatste ik hier een door een recensent geciteerde passage uit een door hem geprezen roman. Ik ergerde me eraan en noteerde wat me juist onbeholpen en zelfs foutief in die aangehaalde zinnen leek. In de laatste ervan lag ‘Pijn […] in de stilet tussen de woorden van zijn getuigenis’. Bare nonsens, oordeelde ik, waarbij ik erop wees dat het ook nog eens ‘het’ in plaats van ‘de’ stilet had moeten zijn.

       Maar wat blijkt? Een attente lezer herkende de passage van zijn eigen lectuur van de roman in kwestie (die ik niet met naam noemde en niet had gelezen) en liet me weten dat in het boek niet ‘de stilet’ maar ‘de stilte’ stond…

       Tikfout van de recensent!

       Schaamrood bij mij!

       Weliswaar blinkt de zin met zijn 'stilte' allerminst uit door oorspronkelijkheid, onzin debiteert hij niet. Ik had die recensent nog minder moeten vertrouwen dan ik deed, ik had hier moeten dubbelchecken!

    Mea culpa.

    ‘Ergernis is een paard dat zijn meester makkelijk afgooit (iets uit een Russische roman of anders een oud-Perzisch spreekwoord),’ schrijft een vriend me. En of hij er gelijk mee heeft!

 _________________________



vrijdag 8 januari 2021

LOVE MAKERS

  



 Thomas tekent meisjes die zijn leraar

achtereenvolgens op een verhoging heeft

neergezet nadat hij de klas heeft uitgelegd

op wat moet worden gelet: proporties en

 

houdingen slechts, geen kleinigheden als

wimpers, pukkels of een moedervlek. Met

opgewonden pret toont Max (bijna dertien)

‘hoe Thomas Dainah afbeeldt, mees, terwijl


die al zúlke toeters heb!’ Boos bloost

het model en bitst hees: ‘Maar ze heb ook

een hoofd en geen peer!’ Geen enkele keer

heeft de leraar Thomas op zien kijken

 

van zijn papier. ‘Ik kan gewoon niet tekenen,

meneer.’ ‘Je hebt toch ogen? Je kunt meten

en rekenen. Kom, probeer!’ Van Esra geeft hij

alleen de benen weer, als waren ze van elastiek.


Wanneer de leraar hem eindelijk ziet kijken,

zal blijken dat hij van Elsemiek niets anders

tekent dan wat ze van haar stoel zichtbaar

liet: drie poten, wat armatuur voor arm en rug.

 

Maar ’s nachts in bed, alleen, komen ze alle

vermeerderd bij hem terug, de kleinigheden

waarvan hij zelf niet wist dat ze hem hadden

bekeken: de glinstering in Dainahs ogen, het


vochtige van Esra’s onderlip, het schrammetje

op de wang van Elsemiek. ‘Herinner je,’ zegt

de leraar de volgende dag, ‘geen details, niet

wat je denkt maar wat je ziet! Is Thomas ziek?’