maandag 13 januari 2020

IN DE VALLEI VAN DE TILLINGHAM





Nooit was ik in de vallei van de Tillingham
en sinds vandaag pas weet ik waar die ligt,
wat een schande lijkt aangezien mijn vriend
die me erover schreef vanuit waar hij woont

er praktisch uitzicht op heeft en, stel ik me
voor, welhaast als een prerafaëliet er schapen
grazen ziet waarbij hij zich afvraagt hoe lang
een tafereel lieflijk als dit nog te zien zal zijn

zo gauw de beschaving het eten van dieren
als amoreel is gaan beschouwen. Aan vrouwen
moet ik denken, nee, excuseer, aan een doek van
William Holman Hunt, The Hireling Shepherd,

midden negentiende eeuw, nu in de Manchester
Art Gallery, waar, stel ik me voor, er in de zaal
spandoeken voor worden gehouden, niet tegen
het gebloei en gefladder, noch tegen de schapen,

hoe ook in de kudde twee rammen hun koppen
tegen elkander stoten, en kijk die belhamel daar,
de beek over, bij het oogstgele graan (heuvelop is
het al gedaan) –, maar vanwege hoe Hunts herder

naar Hunts jonge herderin…, hoe Hunt haar zich
zo door hem benaderen laat: male gaze! male gaze!
Liefhebber van kijken naar prerafëlieten ben ik net
zo min als van op visite gaan (zoals u al begreep),

maar, sorry, van de weeromstuit houd ik van al dat
gedetailleer, alle prefreudiaanse symboliek, gebrek
aan clair-obscur, effen schildertechniek en van die
mannenblik. Wist u dat in Hunts tijd dit werk hoon

ontving wegens de afbeelding van ‘plat volk van de
grofste soort’? Ach, moraal en kunst, leven en moraal…
Ooit wachtte ik thuis braaf op mijn vriendin van toen,
die met een andere vent het weekend in was gegaan, ze

was immers van en in haar eigen lijf de baas, nietwaar,
maar van mij maakte ze een gekwelde kluns, besefte ik
pas veel te laat. Waarom vertel ik nu dit? Nooit was ik
in de vallei van de Tillingham, maar ik stel me voor

dat er in het oevergras een jongen aan een meisje zit
en mijn vriend er met zijn hond aan het wandelen is
(een bordercollie uiteraard), terwijl ik hier al denk aan
de Shepherd’s Pie over drie uur bij The Red Lion op de dis.




voor B.B. © H.B. - eerste staat, 13.01.2020 

zondag 12 januari 2020

IK SNAP HET NIET MEER






Ik snap niet meer wat ik niets liever wil,
hoe je dat als dichter doet: betrokken over
de shit der wereld dichten of over je lieve
schat ontroerd, in plaats van vol argwaan,

lijfeigen eigen – ‘Zo lang zal coulantie toch
niet duren?’ –, aldoor te blijven lopen, staan,
zitten, liggen luisteren en loeren naar en in het
eigen lijf dat zich beraamde om me niet te laten

ontkomen uit zijn niet van me wijkend mij met
zich mee doen bezwijken, van zijn oorschelpen
met mijn heelal ertussen tot ruimte straks voor
wat aarde in zijn linker- en zijn rechterschoen.





© HB – eerste staat, 12.01.2020]

vrijdag 3 januari 2020

HET MEEST DEBIELE




Het meest debiele dat me in 2019 is overkomen…
         Jaaroverzichten – ik heb er nogal een hekel aan. Maar gisteren zat ik naar Radiance te kijken, de speelfilm uit 2017 onder de regie van de Japanse Naomi Kawase. Het verhaal van Misako, een jonge schrijfster die audiodescripties maakt en inspreekt bij speelfilms opdat slechtzienden en blinden die films zo goed mogelijk kunnen volgen en ervan kunnen genieten.
         Misako legt haar teksten telkens voor aan een testpanel van blinden waarvan de leden allesbehalve mals zijn in hun kritiek. Op een gegeven moment protesteert een blinde dame vanwege het feit dat Misako in haar beschrijvende tekst van een scène zomaar, dat wil zeggen nodeloos van standpunt wisselt, waardoor er iets op een irritante wijze in de war raakt in de verbeelding van de blinde ‘kijker’.
         Het voorval riep ogenblikkelijk, als ik dat woord hier mag gebruiken, enkele gedachten en beelden bij me op.
         De gedachte of ingeving dat als je beschrijvingen wilt presenteren in poëzie en proza, het geen gek idee is je daarbij als ‘lezer’ een blinde toehoorder, dus een blinde kijker voor te stellen.
         De gedachte aan en beelden van rare, nodeloze standpuntwisselingen in de poëzie van Vasalis, met name die in haar gedichten ‘Afsluitdijk’ en ‘De idioot in het bad’.
         En de gedachte aan, nee, het besef van het meest debiele dat me op het Nederlandse literaire stoppelveld in 2019 is overkomen: dat ik op grond van mijn bezwaren tegen Vasalis’ nodeloze standpuntwisselingen ben uitgemaakt voor of op zijn minst gelijkgesteld ben aan een autist.
         Die autist had ook een blinde of een ziende met beperkt gezichtsvermogen kunnen zijn.
         
         Verderop in Radiance vindt nog een veelzeggende kleine maar dramatische discussie plaats over tekst en verbeelding, waarbij de beledigde Misako het even pijnlijke als onterechte verwijt aan een blinde maakt dat het hem, die aanmerkingen heeft vanwege een volgens hem ontoereikende formulering in haar audiodescriptie, blijkbaar ontbreekt aan voldoende verbeeldingsvermogen: 'U zit daar maar met een star gezicht!'
         De man staat op en verlaat zonder nog iets te zeggen de studio. (Waar haalde ik mijn hoffelijkheid nog vandaan...?)
         Terecht moet Misako (die beeldschoon is zonder dat, weten we, een blinde dat 'echt' kan zien) haar verwijt met tranen bekopen wanneer haar mentor haar vraagt wie hier nu eigenlijk gebrek aan verbeelding heeft.