dinsdag 20 februari 2018

BIJ HET LEZEN VAN EEN LUCEBERTBIOGRAFIE - 13 - SLOT


R.M. Rilke en een lege bank
Lucebertbiograaf Wim Hazeu is er dol op zich te laten fotograferen bij standbeelden van schrijvers, moet je maar eens hier kijken. Ik weet niet of er al ergens een Lucebertstandbeeld, Lucebertgedenkstätte of - plaquette bestaat (op de gevels van geboortehuis en woonhuizen uit zijn Jordanese jeugdjaren is niets te bekennen), maar zo niet, dan acht ik de kans voor Hazeu verkeken om zelfs nog te poseren onder een doodlopendesteegnaambordje met de naam Lucebert. Door eigen toedoen, wat overigens des te meer te waarderen is.
*
Wel word ik ingelicht over hoe Lucebert de katten van Kouwenaar en die van zichzelf noemde, maar over waarom hij altijd maar ogen frontaal schilderde zal ik in de biografie niets te weten komen. Wat dan over de invloed van de door Lucebert zo geliefde Rilke (‘een van de grootste dichters van deze eeuw’) op zijn poëzie?
            Rilke, Rainer Maria staat met twintig verwijzingen in het persoonsregister. (Wat een atypisch woord in zo’n soort boek, bedenk ik opeens. Maar ik moet niet overal ietss achter zoeken.) Zoals verwacht geen vinger die me op concrete Rilkelicht- of schaduwplekken in gedichten van Lucebert wijst. Hazeu citeert wel Lucebert zelf over de invloed van Rilke: ‘Deze invloed heeft niet zo veel formele sporen achtergelaten, maar mijn poëtische denkwijze is er in niet gering mate door gevormd.’
            Voer voor theoretici in de zachte sector dus. Oegema doorploegen maar? 

*
Toch ben ik eigenlijk alleen geïnteresseerd in die concrete gedichten of, beter, in de concreetheid van die gedichten.  Wanneer ik op bladzijde 618 lees dat de militaire putsch in Chili in september 1973, met als gevolg ‘arrestaties, folteringen, twintigduizend vermoorden’ Lucebert ‘beroerde’, kan ik daar wel weer vraagtekens bijzetten, wat ik hierbij dus ook doe, aangezien de dichter toen zelf onder de Francozon vertoefde. (De historicus Antony Beevor schatte dat het aantal dodelijke slachtoffers van Franco na de burgeroorlog boven de 200.000.) Maar wat ik ook eens wil doen is bekijken welke poëzie hij van zijn beroerd-zijn bakt, want, aldus Hazeu: ‘Over dit moment in de geschiedenis kon de dichter Lucebert niet zwijgen. Was hij niet de enige geëngageerde Nederlandse dichter in zijn tijd?’ – Meer en meer beschouw ik deze biografie als een test van mijn cynismebestendigheid!
            Lucebert schreef dus een gedicht, getiteld ‘chili – allende’. Hazeu citeert de eerste twee strofen. Dit is de eerste en – voor als je het nog niet in de gaten had, geachte lezer – ik ben een mierenneuker:

als een eenzame mier op het asfalt
of als een bij in de nacht
nog onder de helm zonnige herinneringen
stond hij voor de muur

Heb ik geen greintje lyrisch of poëtisch gevoel in mijn donder wanneer ik dit niet wens te pikken? Het zij zo. Een eenzame (in de betekenis van ‘alleen’) mier op het asfalt: oké, ik zie het voor me. Maar iemand die voor een muur staat als een eenzame mier op het asfalt? Dat vergt nogal een kubistische capriool. Mogelijk mis ik een hiervoor essentieel segment in mijn visuele brein. Maar ik vind het sowieso te veel: mier = mens & asfalt = muur. Bij ‘een bij in de nacht’ kan ik me eveneens iets voorstellen: die zit s nachts het liefst tussen haar soortgenoten in de warme, zacht gonzende korf of anders, wanneer ze de laatste bijenbus heeft gemist, stilletjes alleen op een blad of tegen een boom. Maar een ‘hij’ als een bij in de nacht voor een muur…? Staat die hij dan met zijn onderlijf tegen de muur, zoals een bij dat zou doen?
            Wat ik me bij een dichter als Lucebert altijd heb afgevraagd: zou zo’n dichter ooit een goede redacteur hebben gehad? Is het niet zo dat het primaat van de strikt persoonlijke dus ‘vrije’ associatie een redactie bij voorbaat alle wind uit de zeilen neemt en dus overbodig maakt? Maar zou zo’n vrij associërende geest niet juist een droogkloot met geslepen rood potlood behoeven? Ik heb het gevoel – ja sommige gevoelens heb ik dan weer wel – dat er nooit iemand aan Luceberts gedichten is durven komen.
            Op mijn kunstacademie hing in elke werkruimte, bij schilderen, model tekenen, grafiek, de aansporing, zonder dat die zichtbaar hoefde te zijn: afkijken geboden. Er waren overigens zeer getalenteerde en minder getalenteerde afkijkers; hoe beter je kon afkijken, des te meer werd er bij jou afgekeken.
            Ook op literair gebied heb ik eigenlijk altijd een of twee anderen laten meelezen, -kijken en -schrijven. En dat doe ik nog steeds, terwijl het omgekeerde net zo gebeurt. Wat niet wil zeggen dat een bevriend meelezer (die identiek is aan een meelezende vriend, en die daarbij liefst zelf ook schrijver moet zijn) alles aan suggesties voor correcties van mij zou moeten aan- en overnemen of dat ik het altijd beter weet of zie, maar hij moet het wel gezegd gehad willen hebben. Meer dan eens en dus telkens weer heeft het me verbaasd wanneer ik een dichter (maar dat was dan nooit tevens een vriend) een of meer goede suggesties betreffende een bepaald gedicht aan de hand dacht te mogen doen en een, soms zelfs panische, schrik- en afweerreactie of juist minachting als dank mocht ontvangen. Enfin. Luceberts poëzie mag je voor velen (in het getalsmatig onaanzienlijke gezelschap van lezers) op allerlei manieren lezen, met je hart, met je tenen, met je trommelvliezen, met je ogen dicht, met je mystiek, met je Jung, met je yin en yang, alleen niet broodnuchter en close.


Mij een worst. Ik wil gewoon voor mezelf weten waarom ‘indonesia’ niet alleen ‘gemarteld’ wordt genoemd, want dat meen ik vanuit mijn kennis van de geschiedenis wel te snappen, maar waarom ‘indonesia’ een ‘bruid’ is, de ‘onze’ nog wel, en waarom wij dus haar bruidegom zijn… Wie zijn of waren de ouders van bruid indonesia? Of was ze een wees? Gaat het om een gedwongen huwelijk? Door wie gedwongen of verplicht dan? Door onszelf? Schrijven we haar daarom een ‘minnebrief’, omdat we toch van haar houden? Of is dat cynisch bedoeld?
            Zie je, het gaat alleen nog maar om een titel en ik kom er al niet meer uit. Ongeschikt, ik. O, misschien hoort dat ook zo? Ja, het klinkt wel fraai, ‘minnebrief aan onze gemartelde bruid indonesia’, dat geef ik toe… Moet ik me dan toch maar gewoon overleveren en niet proberen kampioen te worden van het gezond verstand? Maar zal ik ook niet tot de allerlaatsten behoren die verklaren, en dat alleen onder lijfelijke dwang, dat kunst alleen iets cerebraal begrijpelijks hoort te zijn? En, o, ook ik wil me kunnen verliezen en kunnen zwijmelen, wijs me de weg naar de dancing, vertel me wat de openingstijden zijn, waar de ingang is, hoe ik langs de uitsmijter kom. Maar laat me niet eindeloos aan een deur staan morrelen om uiteindelijk als in een geïnverteerd Kafkaverhaal te moeten vernemen dat het daar altijd om is gegaan, om dat gemorrel, want dat er achter de deur helemaal niets was.
            Daarnaast krijg ik meer dan eens de indruk dat Luceberts spelenderwijs vrij associëren, door de dichter zelf weleens ‘het grote alchemistische werk’ genoemd – de slechte mondlucht bij die woorden is niet van mij –, op plaatsen uitermate particulier van aard is. In Hazeu’s boek is daar een mooi – slecht gekozen woord –, is daar een navrant voorbeeld van te vinden. Iemand van wat we een werkgroepje of fanclubje zouden kunnen noemen, vertelde in het bijzijn van de dichter dat hij vergeefs had geprobeerd het volgende kwatrijn te decoderen:

tellby toech tarra
inna nip
inna nip
tarra toech tellby

 Lucebert vond het erg eenvoudig. Maar eerst merkte men nog op dat in het oudste manuscript in de eerste regel niet ‘tarra’ maar ‘terra’ had gestaan, waardoor toen de laatste regel geen omkering was van de eerste… Verdorie zeg! Wat nu? Brillen besloegen ervan. Maar ook de verklaring daarvoor was simpel: een typefout. En toen de betekenis van dit kwatrijn. De dichter: ‘Het gedicht gaat over boekhouden en rekenen. Ik ben bang voor rekenen, ik doe het ook nooit. […] Het gaat over tellen: inna nip. inna nip, dat is ook: in een wip. [… En] In “toech” zit “teach”.’ En zo meer.
            Dat moet je je eens voorstellen, beste lezer en geachte Samuel Beckett: vier volwassen mannen, een tandarts van 56, twee docenten van respectievelijk 40 en 36, en een dichter van 47 over tellby toech tarra inna nip inna nip tarra toech tellby! En lieber Kurt Schwitters, alsof je gedicht 'fmsbwtcu’ uit 1921 niet afdoende was geweest of nonexistent was; ach, Holland, hè, een halve eeuw later.
            En daar buigen zich tot op heden scholieren over in opdracht van hun leraar Nederlands, met briljante resultaten als dit op scholierenpuntkom, gebaseerd op een poging van C. Buddingh’.
            Ik wacht op de eerste academische, nee, niet-academische studie over wat het misverstand Experimentele poëzie en vrije expressie cultureel heeft aangericht en wat het nog steeds in menig warrig dichters- of dichteressenhoofd aanricht.
            Hé, kijk, nu kom ik al googlend ook weer een van mijn favoriete literatuurhoogleraren tegen! Mag ik alsjeblief nog even, lezer, nu we toch eenmaal in het kinderlijke en kinderachtige zijn beland? Inderdaad, je vermoedde het al, hè? Thomas Vaessens, Universiteit van Amsterdam, leverancier van nieuwe docenten Nederlands.
            ‘Als illustratie citeert Vaessens deze strofe,’ zo lees ik hier: ‘tellby toech tarra/ inna nip/inna nip/tarra toech tellby. Deze regels communiceren niet, maar zijn veeleer een protest tegen eenduidige communicatie en tegen een wereld waarin het pragmatisme hoogtij viert. Luceberts gedichten willen de lezer geen orde in de chaos bieden, ze willen die zoektocht naar orde juist frustreren.’
            Tel je frustraties bij elkaar en je weet hoe goed het werk is dat je hebt gelezen, tel bij, tel bij, in eh, je culturele knip, zoals de teacher leert, want tarra is al wat niet frustreert. Simpelly toech?
*
En toch… In de allereerste aflevering van deze reeks leesverslagen merkte ik al op dat ik me als dichter vaak oplaadde aan de poëzie, aan de taal van Lucebert. Ik zal je niet langer ophouden, lezer, ik ga eens rustig een goed en mooi gedicht van de man zoeken, dan kun je dat zelf ook gaan doen.

[Eerdere afleveringen zijn via deze links te vinden: 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12]