donderdag 9 november 2017

VSBPOEZIEPRIJS 2018 DE VOORKANTEN

Deze week werden de finalisten voor de laatste editie van de VSB Poëzieprijs bekend gemaakt. Ik heb me voorgenomen alle vijf geselecteerde bundels aan te schaffen en te lezen. Voorlopig kijk ik er alleen nog tegenaan, al moet ik bekennen in de boekhandel door een ervan te hebben gebladerd omdat ik al eerder werk van hetzelfde adres las. Dus helemaal onbevooroordeeld ben ik niet – kan ik trouwens ook nooit zijn.
            Maar wat te denken van die voorkanten, die zijn immers niet voor niets gemaakt zoals ze gemaakt zijn? Ik stel me die vraag omdat er één voorplat is dat iets in me steevast anders leest dan ongetwijfeld de bedoeling is. Mogelijk dat men het in de Weense Berggasse aan een defect uit mijn kleuterjaren toeschrijft, maar dan ben ik waarschijnlijk niet de enige.
            Het betreft het voorplat van de bundel Vonkt van Marije Langelaar. De titel is meer dan opvallend groot gezet, zo groot dat het uit slechts vijf letters bestaande woord in tweeën is gehakt. De kleur van die vijf letters, verlopend van geel naar rood, zal vermoedelijk voortkomen uit de betekenis van ‘vonken’, dus het ontstaan van vuur. Ik ben niet dol op typografie die de woordbetekenis wil illustreren; woorden zijn, als het goed is, mans genoeg. Maar wat ik door die woordafbreking voortdurend niet niet kan zien en lezen, is dat dit er staat: VON KUT.
            Zou een vrouw (dichteres) dat niet overkomen? Sowieso vraag ik me af of Vonkt een goede titel is. Is het een werkwoordsvorm waarbij het persoonlijk voornaamwoord is weggelaten? Of is het een imperatief? We zullen wellicht zien. En verder ken ik briljante boeken met aanvankelijk slecht ogende titels; wat bijvoorbeeld te denken van een titel als Kosmos?
            Op het voorplat van de bundel van Tonnus Oosterhoff eveneens prominente typografie voor de titel. Het aardige is dat het ondersteboven, op twee uiteinden gezette JA zonder meer leesbaar blijft. Wat ik weer minder vind is de stabiliteit van het NEE: dat staat stevig op twee benen en twee armen, dus ook qua betekenis. In feite verraadt dit gegeven waar we binnenin op mogen rekenen: steevaste ontregeling. Al speelt mijn geblader in de boekhandel me nu wellicht ook parten.
            Ook Nachtroer van Charlotte Van den Broeck heeft een letteromslag, al wil het gewolkte en rafelig afgescheurde karakter van de achtergrond misschien nog iets suggereren. Het woord ‘nachtroer’ doet vooral bedoeld poëtisch aan; ik heb er namelijk geen idee van wat een nachtroer is, tussen termen uit de scheepvaart kan ik het woord niet vinden.
            Op het omslag van Joost Baars, Binnenplaats betreur ik het chirurgisch losgesneden en ingeplakte hart, want ‘O,’ vermoed ik dan, ‘die binnenplaats is vast “het hart” – ‘maar het hart als metafoor of als (te transplanteren) orgaan?’ Ook dat moeten we binnenin ervaren. Ik had echter ‘Binnenplaats’ met alleen dat buitengebied intrigerender gevonden. Laat mijn verbeelding de ruimte!
            Zonder meer het zwakste voorplat is dat van de bundel van Mieke van Zonneveld. De titel: als die er een van Armando was, zou ik het nog wel weten: troepen, soldaten, gevechten. Of zou het over hazen gaan? Maar ik vrees dat het hier gaat om de vergrotende trap van ‘leeg’. Hoe kan een gerenommeerde uitgeverij een debutante hiermee op pad sturen? Je voelt de poëtische nevels al hangen. En het omslag maakt het er niet beter op, met die mistige tinten, met dat mistige beeld.
            Overigens is geen van de vijf titels literair fraai, qua klank, qua ritme.
            Nominaties en prijstoekenningen zeggen allereerst iets over de juryleden. En die moeten zich uiteraard niet door buitenkanten laten afleiden. Binnenkort binnenin kijken wat ze waard zijn.