maandag 18 december 2023

STUK VERDRIET

 

Fritz Ascher, 'Der Intrigant', 1913

In mijn vorige bericht suggereerde ik dat Arjan Peters er indirect voor heeft gezorgd dat de uitgave van mijn verzamelde gedichten er begin dit jaar niet kwam. En ik moet bekennen dat zijn emoticon-reactie op de Facebookpagina van de uitgeverij de voorpret bepaald niet verhoogde. Ook ken ik de aanvechting om er het bijltje bij neer te gooien wanneer ik weer eens ongewild op een dergelijke beroerling uit het literaire wereldje stuit. Maar stel dat de hatelijke reactie van Peters me daadwerkelijk van publicatie had doen afzien, dan zou ik dat mispunt toch nooit en te nimmer het plezier hebben gegund dat publiekelijk van me aan de weet te komen!

         Veel, ja, zo goed als alles wat ik in mijn vorige bericht schreef blijft intussen oprecht gemeend. Maar de eigenlijke en dus doorslaggevende oorzaak van het uitgesteld zijn en voorlopig uitgesteld blijven van de uitgave van Alle gedichten was en is gelegen in mijn fysiek; een particuliere aangelegenheid die weinigen verder aangaat en waarmee ik niet zielig wil doen.

         Wat ik wél (en andermaal) wilde laten zien is het nare van de persoon van wie Leon de Winter, die ik verder meen te kunnen waarderen, blijkbaar een hoge pet op heeft.

         Want wat is dat voor een literatuurbespreker, jurylid, auteursinterviewer en nog zo het een ander literatuurderigs, die bij de aankondiging van een uitgave waarvan hij op zijn minst flinke delen van de inhoud absoluut niet kent, een verdriet-emoticon meent te moeten plaatsen? Wat is dat, gezien zijn positionering in de Hollandse literaire wereld, anders dan een poging tot intimidatie? En wat is dat tegelijkertijd anders dan een blijk van hatelijke vooringenomenheid waarmee hij zichzelf als serieus te nemen literatuurbeschouwer uitsluit?

         En nu begint uiteraard het terug meppen, opdat niemand verder het zal wagen hem in diskrediet te brengen, want kijk eens wat er dan met zo iemand gebeurt…

         ‘Kennelijk verricht ik ook in stilte veel heilzaam werk,’ schrijft hij onder het artikel op Tzum waarin naar mijn blog wordt verwezen.  Veelzeggend minachting bevestigend, niet?

         En zes uur later: ‘Eén traan van mij deed Huub Werkbeurskens (aldus Menno Wigman) de das om? Dan is hij een nog grotere droefsnoet dan ik al wist.’ En even later nog een variant daarvan met de woorden 'steevast' en 'aldus criticus Rob Schouten'.

         Niets zo droefsnoeterigs dan badinerend bedoelde woordgrappen met persoonsnamen. Hoezo ‘Werkbeurskens’ trouwens? Ik heb mijn geld altijd eerlijk en met plezier verdiend met een echte baan en heb, al is dat kennelijk in bepaalde kringen onvoorstelbaar, nooit* een werkbeurs aangevraagd! En hoezo ‘aldus Menno Wigman’? En 'aldus criticus Rob Schouten'? Werd er dan over mij gesproken in dat kutwereldje, ik bedoel, in hun cenakeltje? En wat intussen te denken van het schermen met en achter woorden van een dode? Tsjonge!

         Nu dus op naar Alle gedichten, zo gauw ik dat kan, want de diskwalificatie van een van de mogelijke beoordelaars lijkt me een voldongen feit voor iedereen met een greintje gevoel en fatsoen in zijn donder.

 ****

* Zie correctie hier: https://huubbeurskens.blogspot.com/2023/12/op-de-vingers-getikt.html