woensdag 12 september 2018

HET WAS NIET MOGELIJK ZIJN LICHAAM OP TE HALEN



Hadden we wel goed gezocht? Was het wel de juiste jongen
met hetzelfde zwakke hart en identieke longen die monter
alweer thuis bleek in de door de merel al gewijde schemer
toen we met zijn moeder terug het bos in gingen waar hij,
na het samen zilveren beekvissen vangen, nog gebleven was
bij de stille kleine poel die diepzwart leek toen haar lantaarn
door het klare water scheen? Was het wel dezelfde jongen
die vijftien jaar nadien in een rubberbootje zat om vissen
naar boven te halen toen de lucht eruit ontsnapte alsof heel
de hemel door de waterspiegel zeeg en naar wie gedregd
werd tot in de door de merel al gewijde schemer, hoewel
het zinloos was, geen lantaarnlicht hielp, tweehonderd meter
was het lago er kouddiep, en over wie de moeder die hem
halen wilde ‘Non รจ stato possibele recuperare il corpo’ te
horen kreeg? Was hij me toen ik tien was in mijn geest niet
al genoeg verdronken geweest? Wat rozen op het water,
dat was alles wat haar restte. Zo wilde ik gisteren ook rozen
strooien, maar vond van de bospoel zelfs de bomen errond
niet terug. Ach, spoedig zouden ze evenwel op de bodem liggen
als onze beekvissen in het weckglas de volgende morgen
toen. Maar het Comomeer – dat was toch nog lang niet leeg?

© HB 2018