vrijdag 16 december 2016

GREGOR!



Moet een waarlijk literair auteur er niet naar streven een roman te schrijven die onverfilmbaar is? Meer dan eens heb ik bij het lezen van een recente roman het niet al te stiekeme vermoeden dat de schrijver ervan zijn verhaal al scriptabel heeft willen maken. Terwijl ik denk dat het kijken naar films – wat ik graag doe – een schrijver juist kan leren wat hij als schrijver dus niet moet doen, omdat zoiets in film beter kan. De verschillende kunstdisciplines moeten in kuisheid met elkaar samenleven, aldus Elias Canetti.
            Het lijkt me ook dat film het een en ander voor een roman kan verpesten, ook voor een goede roman, doordat er concrete personages opgevoerd worden, moeten worden: de rollen worden gespeeld door echte, bestaande individuen. Peter Mendelsund merkt hierover op: ‘Een verfilming van een favoriet boek moet je alleen gaan bekijken nadat je er heel grondig over hebt nagedacht dat de rolbezetting in de film wel eens de permanente bezetting kan gaan worden van het boek zoals je dat in je hoofd hebt. Dat is een zeer reëel gevaar.’
            Ik vraag me vaker af hoe dat bij Nabokov, dus de schrijver zelf ging toen die met eigen medewerking in 1962 Humbert Humberts Lolita voor ogen kreeg als Sue Lyon, haar moeder met het uiterlijk van Shelley Winters en Humbert zelf met dat van James Mason.
            Nu moet ik even denken aan een bespreking van mijn roman De hemelse kamer in De groene Amsterdammer: daar was ter opleuking een foto bij geplaatst van een mij volstrekt onbekend en hoogstwaarschijnlijk volkomen willekeurig gekozen Spaans ogend meisje van ongeveer dezelfde leeftijd als die van het personage Yasmín in mijn roman. Ik ervoer dat als schokkend en stuitend, als een inbreuk op de integriteit van het boek en van de mogelijke lezers ervan. Zo heb ik ook de schurft aan boekomslagen met een foto van een personage erop, meestal een meisje of een jonge vrouw. Tenzij die foto zo evident fout is dat ze geen kwaad kan voor de inhoud van het boek, zoals die op het stofomslag van mijn allereerste Lolita-uitgave, de Nederlandse vertaling door Coutinho:
Maar alle gekheid op een stokje: niet doen! Sue Lyon uit de film van Stanley Kubrick staat op menige boekuitgave. Dat geldt ook voor Dominique Swain uit de Lolita-verfilming uit 1997 door Adrian Lyne:
In alle gevallen heb ik het gevoel dat ze me mijn eigen Lolita willen afpakken om me pooierig een andere te verkopen. Kijk, dit doet Peter Mendelsund, dan wil je met de muziek mee:

Ik meen dat Nabokov voor Kubrick een script had gemaakt dat, wanneer het zou zijn uitgevoerd, een film was geworden waarvoor zitvlees voor zeven bioscoopuren was vereist. Gelukkig kwam er dus vijfendertig jaar later een nieuwe verfilming, zodat het eenzijdige uiterlijk van het meisje weer begon te vervagen door de mix met dat van de nieuwe vertolkster.
            Van de andere kant ben ik van mening dat een regisseur zeker wel romans mag plunderen om vanuit dat materiaal een film te maken. Een van mijn favoriete films, Il conformista van Bernardo Bertolucci, is gebaseerd op de gelijknamige roman van Alberto Moravia. Best mogelijk dat het een heel goed boek is, maar omdat die film zo af is, las ik die roman nooit. Dat deed ik namelijk wel met de roman waar een andere favoriete film op is gebaseerd: The Shining van Stanley Kubrick. Het boek van Stephen King bleek artistiek zo ondermaats dat ik op een gegeven moment maar diagonaal ben gaan lezen. En die ondermaatsheid had er onder meer mee te maken dat het niet geschreven als wel opgeschreven leek, als voor een verfilming, of als met de intentie de lezer het gevoel te geven naar een film te kijken. Maar daar is de taal niet voor, die moet zichzelf recht doen en alle aandacht en erkenning voor zich opeisen.
            Meerdere prozateksten van Franz Kafka zijn door regisseurs als basis voor een film gebruikt, waaronder Das Schloβ (drie keer) en Der Process (twee keer). Noch Orson Welles in 1962 noch Michael Haneke in 1997 hebben er een film van kunnen maken die kan tippen aan de bron qua artisticiteit en indringendheid, hoewel zowel Welles (met The Third Man, naar een novelle van Graham Greene) als Haneke (met Funny Games) nogal wat in hun mars hebben. Kafka zelf hield van (bioscoop)films, maar hij schreef literatuur. Daar kun je dus maar beter met een ander medium afblijven.
            Ik hou erg van de tekenaar R. Crumb, met zijn geile Fritz the Cat en zijn eigen obsessies, zoals die van het dagdromen over jongedames met een uitgesproken postuur.
Maar aan Kafka, zeker aan diens Verwandlung, had hij zich beter niet kunnen wagen. Zo gauw je een of ‘de’ kever afbeeldt, ben je in feite alles kwijt van dat verhaal: de typische focus is compleet verloren. Vertellen zoals Kafka het daar doet of laat doen, dat kan in geen speelfilm en in geen (strip)tekening.

© HB