zondag 5 mei 2013

VAN ASEMISCH NAAR SEMANTISCH


Luthers ruïne

Een sterrennimf beheert uw schaamzang,
mens: herwin of ontvlucht de nimfen die
fluiters afzuigen waar Himmler hazen schiet,
hun rozen vult met muffig humus, op wier

lymfe vliegen urineren. Ere gij demonen
die Orpheus’ bosmistmachine ziet als
eerste treurnis in hem, diens blinde dans
als draaihond in de geringste hersengeur;
bazigst suisden ceders, deinden iepen,
wie voor minnen knisperden schilden hem

die ze schande misgunden. Ach, ga
slim falen godin, kom hier rat, gierig goor
hels imago: verdiets niets in alle schuld,
breng dit in, naai, hang weg, ben high.


Is dit een goed gedicht of op zijn minst een fascinerend gedicht? Ik kwam het min of meer bij toeval tegen op een site van een dichter wiens naam ik niet noem, want het gaat me er hier niet om een persoon op te hemelen of af te kraken, maar alleen om mijn eigen, wellicht conservatieve houding tegenover poëzie die ik simpelweg niet ‘begrijp’. Meestal houd ik het gauw voor gezien bij zogeheten Flarfpoëzie (waarin zoekresultaten van het internet zijn verwerkt), L=A=N=G=U=A=G=E–poëzie, asemische poëzie en ander taalgeknutsel. Er schijnen dichters te zijn die koste wat kost proberen elk semantisch ‘zinnig’ verband en elke mimesis in hun gedichten uit te bannen, om zo te komen tot niet vermoede vorm- en beeldcombinaties, neem ik aan. Iets waar ik mijn droomfasen voor meen te hebben. Zo zijn er ook dichters die hun lukrake, ‘automatische’ handschriftgekrabbel scannen en het met een programma voor optische tekenherkenning (OCR) ‘inlezen’ om te zien wat voor nieuw gedicht de software er voor hen van bakt. Het lijkt mij allemaal prima, elke aanleiding of methode kan voor een kunstenaar bruikbaar zijn; Leonardo wees al op het belang van het kijken naar vochtvlekken en wolkenformaties. Maar de uitkomst ervan, het resultaat, dat zou toch een ander verhaal moeten zijn, lijkt me. Wat heb ik aan een amorfe vochtvlek in de vorm van een nieuwe vochtvlek? Aan een onleesbare tekst in de vorm van een onbegrijpelijke tekst? Dat schiet niet erg op.
         Vaak zijn het allerminst onintelligente mensen die zich op die manier ledig houden. Veelal hebben ze ook duidelijke (linkse) politieke ideeën over waarom ze op hun manier bezig zijn, geen onsympathieke ideeën, zoals ze ook persoonlijk sympathiek kunnen zijn. Ik ben zelfs met zo’n onder meer asemisch werkende dichter bevriend – hoewel het hem nog steeds niet is gelukt mij over te halen tot soortgelijke praktijken als de zijne. En dat niet omdat hij in een andere taal denkt en werkt (Karl is duitstalig). Ook in Karls ‘gedichten’, tot stand gekomen door geflarf, gescan, ge-oulipo en wat al meer, wil ik altijd ‘betekenis’ zoeken en ‘samenhang’ vinden, maar blijkbaar altijd de verkeerde of, beter, verkeerd, want volgens Karl zit er geen betekenis in, maar zijn ze en vormen ze betekenis. Of zoiets. In elk geval, vind ik en voel ik, heeft Karl iets geniaals. En toch… Misschien, denk ik wel eens, ben ik er gewoon te dom voor.
         Hoe dan ook, aan ‘Luthers ruïne’ bleef ik dus hangen. Het gedicht riep (en roept) allerlei beelden in me op en die beelden leken om een samenhang, een soort verhaal te vragen. Zo vermoedde ik verbanden tussen het mythische van Orpheus, de nimfen, de godin, het landschap met bomen, een toespeling op het villen van de fluitist Marsyas en het christelijke van schuld en verdoemenis, zoals uit de door Luther vertaalde bijbel. Maar spoedig erna vond ik het dan weer een hoop onzin bij elkaar. Ik kwam er niet uit.
         Hoe zou Karl zo’n gedicht lezen of tegemoet treden, vroeg ik me af. Hoewel hij nauwelijks Nederlands kan lezen, stuurde ik hem het gedicht toch toe met die vraag.
         In antwoord erop stuurde hij me geen theoretische uiteenzetting maar een gedicht terug. Typisch Karl! Want wat had hij gedaan? Hij had alle letters als het ware in een asemische zak gegooid (in feite was het Nederlandstalige, dus voor hem amper te begrijpen gedicht al die zak én inhoud) en had zich tot doel gesteld er nu juist een semantisch én traditioneel rijmend gedicht uit te voorschijn te halen, dus ermee te construeren…, dat wil zeggen, met die 24 a’s, 6 b’s, 9 c’s, 23 d’s, 9 f-en, 20 g’s, 25 h’s, 48 i’s, 1 j, 2 k’s, 17 l’s, 20 m-en, 51 n-en, 15 o’s, 4 p’s, 31 r’s, 31 s-en, 19 t’s, 18 u’s, 5 v’s, 6 w’s, 1 y en 7 z-en.
         Ja, mijn vriend Karl is een dichter-bricoleur, maar wel een geniale, in elk geval bijna, want hij heeft alle letters van het ‘origineel’ opgebruikt, zonder er ook maar één aan toe te voegen – hij heeft alleen een stel komma's voor Umlauts omgeruild:

Venezianischer Morgen

Fürstlich verwöhnte Fenster sehen immer,
was manchesmal uns zu bemühn geruht:
die Stadt, die immer wieder, wo ein Schimmer
von Himmel trifft auf ein Gefühl von Flut,

sich bildet ohne irgendwann zu sein.
Ein jeder Morgen muss ihr die Opale
erst zeigen, die sie gestern trug, und Reihn
von Spiegelbildern ziehn aus dem Kanale
und sie erinnern an die andern Male:
dann giebt sie sich erst zu und fällt sich ein

wie eine Nymphe, die den Zeus empfing.
Das Ohrgehäng erklingt an ihrem Ohre;
sie aber hebt San Giorgio Maggiore
und lächelt lässig in das schöne Ding.