vrijdag 24 mei 2024

MAAR WAT DAN NOG?

 

 

‘Als literair kunstwerk is Ik ben vrij ronduit mislukt.’

    Met die woorden besluit een hoogleraar Nederlandse letterkunde het verslag van zijn lectuur van het tweede boek van Lale Gül. Uiteraard niet na te hebben gewezen op allerlei literaire tekortkomingen van Güls werk. En als zodanig houden des hoogleraars op- en aanmerkingen allicht steek. Maar wat dan nog?

         Het is alsof Ik ben vrij een bedreiging vormt voor de literaire standaard en status, en derhalve de maat moet worden genomen. Terwijl de actuele relevantie van de boeken van Lale Gül die van de literatuur overstijgt, passeert of achter zich laat. Alleen al doordat ze bestaan.

         ‘Haar verhaal is oprecht schokkend genoeg.’ Die opmerking gaat in het verslag aan het negatieve literaire eindoordeel vooraf. Ik zou het veeleer omgekeerd hebben geponeerd: ‘Als literair kunstwerk is Ik ben vrij ronduit mislukt, maar haar verhaal is oprecht schokkend genoeg.’ Of (beter): 'schokkend oprecht genoeg.'

         Nee, ook dat zou ik helemaal niet hebben gedaan. Want als haar verhaal schokkend oprecht is, waarom je dan nog bekommeren om de vraag naar de kunstwaarde ervan, in plaats van je er inhoudelijk mee te engageren, iets te doen met het schokken dat je voelt, het in de echte, dus buitenliteraire wereld voor Gül op te nemen tegen de machten en krachten die haar psychisch en fysiek kapot willen maken en daarmee ook een aanwijsbaar aanwezige, ernstige bedreiging vormen voor mijn en veler welzijn? Alleen al het allerminst literaire omslag maakt duidelijk wat, nee, wie hier op het spel staat. 

         Weet u waar ik een diepe afkeer voor voel wanneer ik zo’n letterkundige kritiek lees? Voor Literatuur – mijn eigen voortbrengsels incluis.