dinsdag 27 februari 2024

WACHT MAAR

 



Hoog met de wolken de vogels op hun reis,

De aarde slaapt in, amper nog asterpronken,

Verstomd de liederen die zo vrolijk klonken

En wijd en zijd legt winter zijn mistig grijs.

 

De wandklok tikt, in de kamer zingt de sijs

nog die je in het herfstbos ving, ingetogen.

Een plaatjesboek lijkt al wat is vervlogen,

Je bladert erin, tegen storm beschut en ijs.

 

Vaak scheen het oud-zijn me zo zachtmoedig:

Wacht maar, dra drupt dooi van daken neer,

Bracht de nacht de lucht tot ommekeer.

 

Een bode tikt op de ruiten, wellevend, goedig,

Sprakeloos ga je naar buiten – en keert niet weer,

Want eindelijk komt de lente en die eindigt nimmer meer.

 

         naar Joseph Freiherr von Eichendorff, 'Das Alter'