vrijdag 26 februari 2021

NÉGRITUDE - EEN BEKENTENIS

 


Marieke Lucas Rijneveld heeft via Twitter laten weten de opdracht om dichtwerk van Amanda Gorman te vertalen terug te geven. Ze – ben ik correct? – zegt begrip te hebben voor de mensen die zich gekwetst voelen door de keuze om haar – correct? – te vragen. Enfin, lees hieronder zelf het hele bericht. Een kolfje naar de hand van freudianen overigens met de Fehlleistungen dat ze – ? – het als haar – ? – ‘grootste taak zag om [Gormans] kracht, toon en stijl overheid te houden’ en dat ze – ? – ‘in positie’ is. [Cursiveringen van mij – HB]

De affaire noopt hoe dan ook tot zelfreflectie en daarmee in mijn geval tot een bekentenis. Zelf, Limburger, wit en hetero, schreef ik ooit over een zwarte dichter uit de Caraïben, waarbij ik veelvuldig het woord ‘neger’ gebruikte en met mijn gepriviligeerde witte vingers poëzie vertaalde die met zwarte was geschreven:  https://www.dbnl.org/tekst/_gid001198901_01/_gid001198901_01_0094.php

         Alleen zal ik er geen enkel begrip voor hebben wanneer mensen zich er om welke culturele, sociologische of psychologische  reden dan ook door gekwetst voelen, zoals ik me er ook niet schuldig over voel dat ik in de positie was om te denken en te voelen zoals ik toen deed en nu nog steeds doe, terwijl velen dat niet waren en niet zijn. Integendeel.

 


donderdag 25 februari 2021

IN MEMORIAM PHILIPPE JACCOTTET

 


24 februari 2021: op vijfennegentigjarige leeftijd overleed de in Zwitserland geboren Franstalige dichter Philippe Jaccottet.

Lees hier in Nederlandse vertaling Peter Handke over Jaccottet: https://www.dbnl.org/tekst/_gid001199401_01/_gid001199401_01_0162.php

En hier ook enkele gedichten van Jaccottet in Nederlandse vertaling: https://www.dbnl.org/tekst/_gid001199401_01/_gid001199401_01_0163.php

 

maandag 15 februari 2021

WAT DOEN DIE IN JURY'S?

 

Gelukkig kiezen nog maar weinig jongeren voor een universitaire studie Nederlands. Het lopende studiejaar op de Nederlandse universiteiten telt ruim de helft minder eerstejaarsstudenten dan twee jaar terug, las ik. Gelukkig, want des te kleiner is de invloed van bepaalde universitaire docenten op de Nederlandse literatuur.

         Letterkunde is uiteraard niet het enige domein van die studie, maar ik wil het daar wel even uitsluitend over hebben. Letterkunde wordt gedoceerd door hoogleraren en docenten die zich meestal literatuurwetenschappers noemen. Wetenschappers zijn onderzoekers. En op zijn minst sedert de moderne natuurkunde weten we dat de onderzoeker met zijn onderzoek altijd het onderzochte beïnvloedt. Toch zijn er grenzen, lijkt me, en dient de onderzoeker die onvermijdelijke invloed zoveel mogelijk te reduceren.

         Wat doen zulke docerende literatuuronderzoekers dan in jury’s van literaire prijzen? De receptie, geschiedenis, ontwikkeling, rol enzovoort van de literatuur mee beïnvloeden toch? Hoe kunnen zij dat allemaal vervolgens nog fatsoenlijk ‘onderzoeken’ en hoe kunnen ze er met goed fatsoen over doceren?

         Neem universitair docent Jeroen Dera, over wie ik op zijn eigen website onder meer lees dat hij ergens bespreekt ‘hoe het literatuuronderwijs zelf voortdurend bijdraagt aan het beeld dat mensen van literatuur hebben’, en over wie ik op de website van de Radbouduniversiteit lees dat hij een ‘consortium [leidt] dat een literatuurdidactiek ontwikkelt met meer aandacht voor de leesvoorkeuren van adolescenten’, en dat hij zich onder meer bezighoudt met bachelorwerkstukken en masterscripties letterkunde, alsmede met de cursus ‘Rol en functie van de Nederlandse literatuur in de 21ste eeuw’. Uit de omschrijving van die cursus: ‘In deze collegereeks staat de eigentijdse literatuur centraal in Nederland en Vlaanderen, dat wil zeggen van plusminus 2000 tot heden. Het gaat in deze colleges over verhalend proza in de een-en-twintigste eeuw, de verschuiving tussen ‘hoge’ en ‘lage’ letterkunde, de rol van de schrijver in het maatschappelijke debat en de opkomst van een nieuw “genre” als Young adult literatuur.’

         Worden de leesvoorkeuren van adolescenten niet mede gestuurd door de toekenning van literaire prijzen? Waar dienen literaire prijzen immers anders toe? En spelen literaire prijzen en dus jury’s geen rol in de rol en functie van de Nederlandse literatuur? Ik bedoel, welke belangen worden hier onontwarbaar met elkaar verstrengeld? Want Jeroen Dera mag een vaste waarde heten in literaire jury’s die oordelen over ‘eigentijdse literatuur’ en ‘verschuivingen’ daarin; als zodanig maakt hij direct of indirect deel uit van zijn eigen academisch onderzoeksterrein. Zonder volledig te zijn: Jan Campertprijs, Constantijn Huygensprijs, C. Buddingh’ Prijs, Grote Poëzieprijs, P.C. Hooftprijs, ArtEZ Creative Writing-prijs, Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, Herman de Coninckprijs.

         Niet dat iedereen zo’n score haalt, maar Dera is natuurlijk niet de enige universitaire literatuurwetenschapper en leermeester in Nederland of Vlaanderen die voor jury’s wordt gevraagd en maar wat graag ‘ja’ zegt. Op zich, dat wil zeggen, voor de kwaliteit van die jury’s, hoeft dat niet erg te zijn, maar het maakt wel duidelijk dat het ernaast ‘wetenschappelijk’ onderzoek doen naar de stand van zaken in en omtrent de literatuur en erover doceren dan een lachertje is.



zaterdag 13 februari 2021

DE GIBBON HOREN ZINGEN MAAR NIET WETEN WAAR HIJ UITHANGT

 


Ik ben nogal allergisch voor bijeengeleuterde sfeertekeningen zoals je die zowel in als omtrent literatuur vaak tegenkomt.

        Ach, weer zo’n schrijver die omwille van de ambiance maar wat bazelt, dacht ik bij de eerste alinea van het vraaggesprek met Adriaan van Dis in NRC Handelsblad van vandaag:

Sinds Adriaan van Dis (74) weer in Amsterdam woont ontwaakt hij ’s morgens met het geluid van Sumatra. Dan hoort hij naast het tingelen van de vroege ochtendtram het hoge gezang van de witwanggibbons in Artis. „Ach, wat aandoenlijk”, dacht hij in het begin nog. „Totdat ik hun taal begon te verstaan. Ze roepen niet ‘hallo, hier ben ik’, maar ‘ik wil eruit!’. Al is het sinds de lockdown een stuk stiller. „Dieren hebben publiek nodig. Ze missen ons.”

Allereerst weet ik zo gauw niet waar en waarom trams steevast in de ochtend tingelen als ze Artis passeren, ik weet wel dat ze een rotherrie maken op de kruising van de Plantage Middenlaan met de Plantage Kerklaan.

        Maar de gibbons van Artis zijn in elk geval geen ‘witwanggibbons’, het zijn ‘goudwanggibbons’, en die komen in het wild niet voor op Sumatra maar in Cambodja en Zuid-Vietnam. Overigens komen op Sumatra óók geen witwanggibbons voor. Wél siamangs en… - och, toch ook allemaal dat soort apen, hè.

        De door hun geluid gecharmeerde schrijver heeft blijkbaar nooit de moeite genomen het viertal eens te gaan bekijken. In plaats ervan houdt hij het dwazemensen-idee erop na dat die gibbons de laatste tijd niet meer te horen zijn (‘een stuk stiller’?) vanwege de lockdown, waardoor er geen mensen meer komen voor wie ze kunnen zingen…

        Nee, die schrijver interesseert zich eigenlijk volstrekt niet voor deze dieren bij hem om de hoek, anders zou hij wel weten dat ze momenteel niet meer te horen zijn omdat ze in hun fraaie spiksplinternieuwe, warme binnenverblijf zitten, hangen en slingeren terwijl er aan de nieuwe inrichting van hun buitenverblijf gewerkt wordt. Als je even de moeite neemt om achter het momenteel verplicht gesloten restaurant De Plantage het nog steeds openbaar toegankelijke Artisplein op te lopen kun je dat verblijf en het gezwaai en geslinger erin zelfs van afstand zien.

        Zo’n ach-wat-maakt-het-ook-uit-intro heeft dan wel weer zijn voordeel: ik kan meteen iets heel anders gaan lezen dan wat er allemaal op volgt.

 _____________

Op de Artisfoto: het vrouwtje.

woensdag 3 februari 2021

UITZONDERLIJK GOED POËZIEJAAR

 


Coronajaar 2020 moet een uitzonderlijk goed poëzieuitgavenjaar zijn geweest, afgaande op de longlist van de Grote Poëzieprijs waarop niet eens rijke en boeiende poëziebundels als die van Wiel Kusters, Arnoud van Adrichem, H.C. ten Berge, Hans Tentije of Peter van Lier prijken!