zondag 3 juli 2016

WAT MIJ VERBAAST (GRAVAMINA 2)



Wat mij verbaast: de eenentwintigste eeuw is pas 16 jaar en 6 maanden oud en heeft dus nog maar liefst 83 jaar en 6 maanden te gaan, en nu zijn er al (beschouwelijke) bloemlezingen verschenen van literatuur van deze eeuw.
            Stel je voor dat zoiets een eeuw eerder was gebeurd, met het oog op de internationale literatuur van de twintigste eeuw. Welke dichters zouden daar dan zoal absoluut niet in zijn opgenomen, simpelweg alleen al omdat ze vóór 1915 niet eens waren gedebuteerd? Een kleine greep: T.S. Eliot, Wallace Stevens, F.G. Lorca, Eugenio Montale, Benjamin Péret, René Char, Paul van Ostaijen, Daniil Charms, Martinus Nijhoff, Simon Vestdijk, Leo Vroman, W.H. Auden … – en dat zijn nog alleen maar dichters die in 1915 al geboren waren. Wie zien daarna niet allemaal nog het levenslicht! In het Nederlandse taalgebied praktisch alle modernistische dichters, zoals Claus, Faverey, Kopland, Kouwenaar, Lucebert… Om maar bijna te zwijgen van de lange rij namen van buitenlandse dichters, met Joseph Brodsky, Paul Celan, Philippe Jaccottet, John Ashbery … En dan het proza in de twintigste eeuw! James Joyce, Vladimir Nabokov, Witold Gombrowicz, Alain Robbe-Grillet, Marguerite Yourcenar, Louis-Ferdinand Céline, Gabriel García Márquez, Jorge Luis Borges – moet ik nog lang doorgaan?
            Het doet me denken aan advertentieslogans, aan reclamespots en aan internetsites die hypes signaleren, maar die in feite zelf mee genereren, zoals ‘15 Greatest Cars of the 21st Century’ en ‘100 Must-See Films of the 21st Century’. Maar ook op de cultuurpagina van de BBC kun je te weten komen wat ‘The 21st Century 12 greatest novels’ zijn.
            Het lijkt me een typisch verschijnsel van deze tijd, waarin men het nieuwste en het nieuws met het nog nieuwere nieuws vóór wil zijn, waarin de journaalbulletins van vandaag al vooruit kijken naar de actualiteit van morgen, waarin gasten van praatprogramma’s op de televisie of ‘actueel’ of non-existent zijn.
            Uitgaves als Dichters van het nieuwe millennium en De Nederlandse literatuur van de 21ste eeuw doen me met de pretentie die uit hun titels spreekt, denken aan pogingen om een voorschot te nemen op de geschiedenis, iets te claimen voordat het te laat is, dat wil zeggen, voordat ongetwijfeld zal blijken hoe ijdel, armzalig en dus onnozel het plakken van zulke etiketten geweest is.
            Opmerkelijk is trouwens ook dat zulke pretenties niet van de erin opgenomen dichters en prozaschrijvers zelf uit lijken te gaan, zoals dat in de 20ste eeuw nog wel eens te verwachten was van aarde- en hemelbestormende avantgarde-kunstenaars die in groepsverband ruimte voor de uitvoering van hun artistieke programma wilden vrijmaken, maar van samenstellers die zoiets menen te kunnen overzien als wat, geloof ik, ‘het literaire veld’ wordt genoemd.
            Maar vooral staat dit alles haaks op wat ik hoop dat nieuwe ware literatuur vandaag de dag kan doen, namelijk wat ze in feite altijd heeft gedaan: uit wezenlijke vanzelfsprekendheid haaks staan op de waan van de zichzelf actualiserende actualiteit.

Zie ook Postscriptum