zaterdag 21 september 2013

SAMIOTISCHE SEPTEMBERNOTITIES 2013 - II


Onze huurauto met behoefte aan schaduw.

Nog een Miłosz-Raschvertaling met leesvariant. Nu van een gedicht uit 1985, het jaar waarin de dichter 74 werd:

ÉÉN DING MAAR

Een dal met naar boven toe bossen in herfstkleuren.
Een reiziger komt aan, geleid door de kaart,
misschien het geheugen. Ooit, lang geleden, in de zon,
toen de eerste sneeuw was gevallen, had hij hierlangs rijdend
vreugde, sterke vreugde ondergaan, zonder reden,
de vreugde van de ogen. Alles was ritme geweest,
van passerende bomen, een vogel in zijn vlucht,
de trein op het viaduct, een feest van beweging.
Na jaren keert hij er terug, en niets verlangt hij.
Hij wil maar éém ding, één kostbaar ding:
het zuivere zien zelf zijn zonder naam,
zonder verwachting, vrees of hoop,
op de grens waar ik en niet-ik eindigen.


MAAR ÉÉN IETS

Een dal met opwaarts bossen in herfsttinten.
Een reiziger arriveert er op grond van een kaart
in zijn geheugen. Eens, ver terug, in het zonlicht
toen de eerste sneeuw gevallen was, had hij hier
voorbijkomend zo’n intense vreugde beleefd,
geen weet ervan waarom, ogenvreugde, een en al.
Alles was er ritme toen, de passerende bomen,
een vogel door de lucht, de trein over het viaduct,
een feest van beweging. Na jaren keert hij er in,
en verlangt niets. Nee, één iets maar dat hij wil,
één kostbaar iets: dit zo weerzien en zijn, zonder
woorden, zonder verwachting, hoop of vrees,
op de scheiding, nee, erin, van het ik en het ik-niet.

Miłosz’ gedicht ‘Bewustzijn’ bestaat uit tien genummerde secties en het handelt over het besef van de dichter van zijn kinderjaren en de vraag wat met het bewustzijn ervan te doen. Dit is sectie 4:

Dik en dun, oud en jong, man en vrouw defileren
door de gang van het vliegveld met zakken en tassen.
En opeens voel ik dat dit niet kan,
het is gewoon de verkeerde kant van een gobelin
en pas daarachter is de goede kant, die alles verklaart.

Impliciet is dit ook Miłosz’ poëtica (en eveneens de mijne). Veel kunst van het modernisme en postmodernisme wil niets anders tonen dan ‘hoe het gemaakt is’, de ‘schijn’ van de afbeelding en mimesis ontmaskeren, de achterkant ervan laten zien, de zaken binnenstebuiten keren, uit naam van de waarheid, de eigenlijkheid en wat dies meer zij. Het gevolg is dat alleen nog (de)constructie en ‘eigenlijkheid’ worden getoond, dat het ingewand altijd de buitenkant moet zijn, de achterzijde de feitelijke voorkant. Kunstenaars die zulks nastreven maken, om de gobelinvergelijking voort te zetten, niets anders meer dan achterkanten van gobelins om ze als voorkanten te presenteren, gobelins die, wanneer men ze omkeert, eveneens slechts al dan niet ogenschijnlijk onsamenhangende verbindingen en verknopingen vertonen: men weeft de illusie van de nonillusie. Wat een geeuwopwekkende desillusie levert dat meestentijds op!
         Alsof een dichter als Miłosz niet weet (en dat impliciet laat blijken) dat hij zijn taferelen en Gedankenlyrik vanaf hun achter- en binnenzijde weeft! En alsof zijn lezers dat niet zouden weten!
         Sowieso is het curieus en zelfs lachwekkend dat de meest ‘artistieke’ kunstdisciplines, zoals de hedendaagse poëzie en beeldende kunst, nog altijd maar worden bevolkt, nee, uitgewoond door kunstenaars die het waarnemingsgedrag van lezers en beschouwers willen ‘ontregelen’, terwijl het plukje van de wereldbevolking dat daadwerkelijk geïnteresseerd is in hedendaagse kunst wel het minst van al bewust gemaakt en geëmancipeerd hoeft te worden… Zulke kunst preekt alleen nog voor eigen parochie.

Een prachtige vriend of vriendin, die ik meende acuut te moeten aanpakken om hem of haar, die zich groter maakte en tegen me blies, vliegensvlug naar de andere kant van het asfalt te transporteren waar hij of zij, o zo traag in deze hedendaagse, razend gemotoriseerde wereld, lichtjes schommelend en voetje voor voetje naar op weg was. Ongetwijfeld is de binnenkant van een kameleon eveneens een mirakel, maar ik wilde toch liefst zo lang mogelijk 'slechts' zijn of haar buitenkant blijven bewonderen.