woensdag 13 april 2011

POËZIE EN ADEMNOOD


Het lezen van poëzie kan levensgevaarlijk zijn. Gelukkig heeft Nederland een dappere keurmeester. ‘Dit is geen taalspel.’ Wanneer hij dat keurmerk op een bundel heeft gestempeld en je begint desondanks aan de lectuur, dan moet je, mocht je het onverwacht overleven, naderhand niet zeuren bij zorginstellingen en verzekeringsmaatschappijen. Revalidatie op eigen kosten zal onontkoombaar zijn.

In de nieuwste bundel die hij met gevaar voor eigen leven voor volk en vaderland heeft gekeurd, komt hij al meteen terecht in ‘het ruige bergmassief van twee ongenaakbare borsten’. Een zo gewaarschuwd man telt voor twee, zou je denken, maar nee, hij trekt heldhaftig juist dit bergmassief binnen, hoewel er ‘geen spoor van een hoofd’ is. ‘De bundel opent zich als een lichaam’, en voor ‘de lezer die wil weten wat erin staat, zal (hij) dit vreemde en intieme terrein moeten betreden.’

De man verdient op dit punt aangekomen al een koninklijke onderscheiding.

Als een koene solitaire ridder aanschouwt hij weldra ‘een erotisch slagveld waar je van schrikt.’ Hij had natuurlijk al zo’n vermoeden. ‘De titel roept een sfeer van eenzaamheid en onherbergzaamheid op,’ zegt hij, ‘en de gedichten bevestigen de verwachting.’

Wat hem dan overkomt, wens je niemand toe: ‘Ik hap naar adem als ik de gedichten lees.’ En meteen daarna dit: ‘Het boek valt uiteen in drie afdelingen.’ Geen wonder dat hij even verderop als ‘lezer struikelt’.
‘Pregnant en overrompelend’ is het allemaal, ‘hardcore’, met ‘wurgende ontontkoombaarheid’ van bepaalde banden, onthutsend, een ‘verlaten arctisch landschap van geilheid en pijn’.

De keurmeester kan dan ook nog net, godzijdank voor ons, zijn samenvattende slotzin uitstoten: ‘Deze poëzie snijdt mij de adem af.’

Stel je eens voor dat ik nietsvermoedend die bundel had aangeschaft, dat ik hem in de rookstoel onder de schemerlamp gezellig wilde gaan zitten lezen en dat mijn vrouw binnen vijf minuten in paniek was komen aansnellen, ‘Wat is er? Wat is er met je? Stop dan ook met roken!’, hoewel ik mijn hele leven niet had gerookt.