zondag 4 december 2011

TAALBOEBOEKHOUDER


Hugo Brandt Corstius zou ik niet durven en willen kwalificeren in bewoordingen zoals hij die wel eens heeft ingezet om een door hemzelf als te vernietigen opponent gekozen persoon het werk en leven met succes zuur te maken, zoals ‘kale, impotente carrièrewetenschapper’ en ‘verblinde vakidioot’, hoewel het ‘kale’ en het ‘verblinde’ in combinatie met ‘vakidioot’ Brandt Corstius toch al aardig typeren. Bovendien zal het mij uiteraard absoluut niet lukken hem zodanig te frustreren en de buitenwacht zo tegen hem op te zetten, dat hij het noodgedwongen voor gezien zal moeten houden met zijn charlatanerieën.
          Deze boekhouder van de taal en vooral van het taalspel, heeft weer eens een boekje gepubliceerd. In Rijmlijm heeft hij eindrijmen verzameld uit zijn privézoldercollectie gedichtenbundels, met de bedoeling er de achterhaaldheid en onnozelheid van te laten zien. De onnozelheid van eindrijmen, wel te verstaan. Ik zie er namelijk vooral de zelfingenomen onnozelheid (of onnozele zelfingenomenheid – wat op hetzelfde neerkomt) van Hugo Brandt Corstius in. Luister maar eens naar dit radiogesprek met hem erover. En luister daarbij vooral goed.
          Je hoeft alleen maar W.H. Auden of Joseph Brodsky te hebben gelezen (van beiden zowel beschouwingen over poëzie als poëzie zelf) om onmiddellijk te beseffen dat Hugo Brandt Corstius’ weerzin tegen eindrijm niets te maken heeft met enig inzicht in of affectie met poëzie als literaire vorm. De man is gewoon monomaan dol op boekstaven.

Hebt u inmiddels geluisterd? En hebt u het gehoord, dat ‘ververschijnsel’, dat ‘kreegkreeg’, dat ‘achachterin’, onder meer? En die afrem- en bijstuurtrucjes om net uit het gehakkel te blijven? Het kan nauwelijks anders of het moet Brandt Corstius’ stotteronderdrukkingsnood zijn die hem zo gebeten heeft gemaakt op het verschijnsel eindrijm. Van nature of nurture stotteraar, is hij als de dood voor herhaling. Herhaling als mogelijk dwangmatig ogende vorm, wel te verstaan. Want met artistieke inhoud en zin heeft dit, nogmaals, niets van doen. Hugo Brandt Corstius verdoezelt, verpakt en verkoopt op deze manier simpelweg - prima woord hier - zijn eigen psychisch mankement.
Meestal heb ik geen enkel probleem met stotteraars. Wanneer Vladimir Nabokov in een vraaggesprek over Lolita stottert, vind ik hem zelfs innemend. Van deze boekstavende, kale stotteraar echter vind ik dat hij zijn grote mond over anderen zou moeten houden.