woensdag 1 april 2009

VLUCHTEN VOOR DE VOORLEESMOEDERS EN VOORSCHRIJFTANTES


Natuurlijk kan, moet en gaat het gebeuren zoals Jelle Brandt Corstius het uit de doeken doet in een open brief aan Jeroen Brouwers die maar van geen ophouden weet met zijn geklaag over het literair-culturele bedrijf dat de even arme als ware schrijver uitknijpt, uitzuigt en op andere manieren maltraiteert: een schrijver kan inmiddels best zonder uitgever, zoals een schrijver ook zonder groot publiek kan.
En waarom zou je, zeker als een schrijver van wie een uitgever economisch nauwelijks of niet afhankelijk is, omgekeerd nog afhankelijk willen zijn en willen blijven van een uitgever als het inderdaad anders kan? Vanuit de heimelijke hoop dat je uitgever zich om economische redenen ooit toch nog genoopt ziet je met een limousine van huis te laten ophalen, terwijl je liever nog een tijdje alleen onderweg zou zijn, slenterend, naar een bijeenkomst waar je liever niet bij aanwezig zou willen zijn? Om roem te vergaren middels besprekingen door krantenrecensenten wier stukken over boeken van anderen je kennelijk alleen leest wanneer ze bij het schrijven ervan niet in goeden doen waren? Om zwetend in een studio onder felle lampen aan een tafel te mogen zitten voor vijf minuten obligate praat, terwijl het thuis op de bank zoveel prettiger vertoeven is, in schemerlicht, met een glas whisky in de hand en iets geheel anders dan Komrij op de televisie? Om anderzijds de kans te lopen door hoogleraar Vaessens als hedendaagse schrijver te worden gedist en gediskwalificeerd vanwege het in je roman ontbreken van een bijdrage aan een der ‘reële debatten over de wereld van vandaag’?
Alleen al om de kans zo klein mogelijk te maken om überhaupt door Vaessens te worden opgemerkt, loont het de moeite om in eigen beheer boeken uit te geven, in sterk gelimiteerde oplagen; een boek met een oplage van niet meer dan een paar honderd exemplaren past immers alleen al door dat aantal niet binnen Vaessens waarnemings- en denkkader dat wijd meent te zijn door ‘discursief’ oog te hebben voor auteurs die ‘proberen weer bruggen met de wereld en de lezer te slaan door te breken met de chique literaire conventies van vóór de ontwaarding van de literatuur.’
‘Het idee van de autonomie van de “zuivere” literatuur is een luxe die een literatuur zich eigenlijk alleen kan veroorloven wanneer zij vanzelfsprekend in de belangstelling staat,’ beweert Vaessens (in De revanche van de roman).
Zelf heb ik er geen enkel idee van wat ‘zuivere’ kunst zou moeten zijn, laat staan dat ik weet wat de autonomie ervan is. Maar wat ontwaarding? Wat literatuur? Wat debat? Wat wereld van vandaag? Wat bruggen slaan?
Als ik voor een paar honderd mensen een besloten feestje geef, bemoeit zich daar toch ook geen hoogleraar feestneuskunde tegenaan? Wat heeft zo’n academicus dan in hemelsnaam te maken met wat ik voor een paar honderd mensen op papier zet? Dát is pas een literaire conventie: die van een hoogleraar die meent dat alles wat publiekelijk in boekvorm verschijnt voor zijn onderzoek en dirigerende meningvorming bestemd is. Maar een schrijver wil, ja, hij moet, uit de grond van zijn aard en daden, voor zulke literatuurtantes vluchten, met zijn smoel Gombrowicziaans in zijn handen…
Op zich heb ik er uiteraard geen probleem mee dat ik een professionele uitgever heb die de productie en verspreiding van mijn boeken op zich neemt. De uitgaven zien er geheel naar mijn smaak uit. Dat ik van de verkoop maar 10% vang, is ook geen enkel probleem: ik heb een vaste baan en zelfs 100% van peanuts is nog steeds peanuts. Maar ik kan natuurlijk niet elk half jaar met een manuscript komen aanzetten in de veronderstelling dat er weer eventjes een boek voor me wordt gemaakt. Eén uitgave per jaar vind ik in mijn geval dan ook al heel wat van mijn uitgever. Zo zal er dit jaar voor de reguliere handel een bundel met beschouwingen verschijnen, een uitgave waarvan iedereen bij voorbaat weet dat die qua omzet geen zoden aan de polderdijk zal zetten.
Daarom ga ik het maar eens op eigen houtje doen, just for fun and more, want naar het zich laat aanzien heb ik weldra het materiaal bijeen van een nieuw prozaboek, Dieman – tranches de vie. Uitgeverij Tromdrager. Ik laat inmiddels de kosten van vormgever, drukker, binder berekenen. Oplage maximaal 100? Of 200, hoogstens. Eenmalig. Prijsje dus nog nader te bepalen, maar het bedrag zal beslist ver onder de gemiddelde prijs van een handelseditie uitkomen. Ik hoef zelf hoogstens te proberen enigszins uit de kosten te komen. Wat dat betreft is schrijven voor mij inderdaad een luxe…
Straks te verkrijgen via een simpel mailtje. Of eigenlijk nu al te reserveren. Wat let me? Wat let u?