Verbijsterd word ik door allerlei fenomenen
in de trendy wereld van de hedendaagse kunst al lang niet meer, verontwaardigd
raak ik er steeds weer door.
In
De Groene Amsterdammer van deze week
(jrg. 141, nr. 47) heeft Rudi Fuchs het over een penseelschildering of
-tekening van Tracey Emin. Hij is er nogal lyrisch over. Volgens hem is ‘elke
lijn of verknoping van lijnen […] een samenvatting of afkorting van wat ze wil
uitdrukken. [– Wat staat daar eigenlijk?] Het lijken rommelige lijnen, gevlekt
en geveegd, maar naarmate je meer van die stenografische bladen ziet, raak je
gewend aan hun eigenaardige uitdrukking.’
Ik
laat hier een detail zien van een screenshot (van mijn eigen pc-scherm) van het
betreffende Groene-stuk online, simpelweg omdat zo nadrukkelijk het copyright
onder het plaatje staat vermeld en ik de jongens en meisjes van de internationale
kunsthandel voor geen cent vertrouw:
Ik
vind het een rommeltje, gemaakt door iemand die absoluut niet kan tekenen. Maar
voor Rudi Fuchs is het ‘een wonderlijk teder blad.’
‘Als
je er in die modus naar kijkt, die van de tederheid als sentiment, zie je’ zegt
hij vervolgens… Ja, zo lust ik er nog wel een paar! Als ik in de modus van
filatelist in een vuile onderbroek kijk, zie ik een fraai eerstedagsstempel…
Maar
in die ‘modus’ dus, zie je, aldus Fuchs, ‘dat we van bovenaf op een bed kijken
– alsof je ernaast staat.’ Ik vraag me af of je daar die of welke andere
emotionele modus überhaupt voor nodig hebt. Daarbij word ik overigens
lichtelijk afgeleid door het retorische trucje je > we > je.
Vervolgens
heeft hij het over ‘de vorm van het zachte witte volume’, de ‘zachtgrijze
donkerte’ eronder en het effect ervan. Om tot de conclusie te komen: ‘Dit was
een doodsbed. Wie daar ligt is de moeder van Tracey. Een stille ontslapene die
stilte achterlaat. Ze is eerder dit jaar gestorven. In deze afscheidsbrief
beven de lijnen daarom van tederheid. Midden op het toegedekte lichaam ligt een
boeketje bloemen dat in lijnen getekend is die wel fris gekruld zijn.’
Ik
inspecteer het beeld nog eens nauwkeurig, maar ontdek geen aanwijzing over de ‘afgebeelde’
noch over de datum van een gebeurtenis. Een gelaat is beslist niet als gelaat
herkenbaar. En dat boeketje ‘bloemen’? Wellicht dat die in een lichte tint geflanste
krullen bloemen moeten voorstellen, maar wat zijn dan die dingen die met haast
zwarte contourlijnen zijn aangeduid? Waarom heeft Fuchs het dáár niet over? Misschien
omdat hij er in zijn modus ‘van de tederheid als sentiment’ blind voor is? Mij
doen ze denken aan een orgaan of aan stukken van organen…, alsof iets wat
binnen in dat bedekte lichaam hoort, er bovenop is gelegd. Dus wel weten dat de
moeder van de kunstenares zus en zo, maar uitgerekend dit onbesproken laten.
Dat is allemaal nog tot daar aan toe. Rudi
Fuchs kent Tracey Emin natuurlijk persoonlijk en privé, dus hij weet van alles
van haar wat mij volstrekt onbekend is. Rudi Fuchs was van 1993 tot 2003
directeur van het Amsterdamse Stedelijk Museum. Een van de laatste grote
exposities onder zijn hoede in dat museum had als titel ‘Ten Years Tracey Emin’.
Fuchs schreef zelf de tekst voor de catalogus. Hij schafte voor het museum ook
een werk van haar aan, op de site van het SM te vinden onder ‘aanwinsten’: een
door de kunstenares in haar door Fuchs hierboven omschreven stijl geschetst
hart (in de clichévorm) met daarin in handschrift de tekst: You Forgot to Kiss My Soul, tevens titel
van het werk dat heel hip in neonbuisjes werd uitgevoerd. Het werk werd, voor
zover ik het heb kunnen nagaan, geproduceerd in een oplage van drie exemplaren.
In 2010 ‘deed’ een van die exemplaren nog 34850 Britse ponden bij Christie’s.
Verder schreef Fuchs ook een van de teksten voor de boekpublicatie Tracey Emin – Works 1963-2006,
uitgegeven door Rizzoli in New York.
Met
andere woorden: Fuchs is een Eminkenner en -adorant. Hoe kan het anders dat hij
Emins tekenkunst opeens zo ongegeneerd naast dat van Rembrandt durft te houden?
‘Hij keek scherp en met kennelijk groot
geduld,’ zegt hij over Rembrandt naar aanleiding van diens ets van zijn moeder.
‘Hij kon dat ernstige, bedachtzame gelaat zo fijnzinnig vastleggen omdat hij
het goed gezien had. Hem interesseerde de eerlijkheid ervan. Zijn moeder
flatteus maken wilde hij niet. Zo deed Tracey het ook.’
Het
verschil is alleen dat Tracey – zie je hoe amicaal Fuchs met haar verkeert? – helemaal niets flatteus of mooi of liefelijk
of innemend kan weergeven… Bovendien gaat het in kunst helemaal niet om
eerlijkheid, maar om iets anders.
Waar
het wél om eerlijkheid zou moeten gaan? In de kunstwereld. Maar hoe kan dat
wanneer al die musea voor moderne kunst (lees: allen die er belang bij hebben)
er jaar in jaar uit, ja, praktisch dagelijks hun best voor moeten blijven doen
om al hun ‘aanwinsten’ van de afgelopen decennia, al die stenen, die
neonbuizen, die Brillodozen, die kramakkelige installaties in hun magazijnen op
zijn minst waardevast te houden, waarbij ik zowel op de geldelijke als de
symbolische waarde ervan doel? Knollen voor citroenen, katten en oude wijn in nieuwe
zakken verkopen, en liefst ook nog zelf geloven dat je dat niet doet.