donderdag 19 juni 2025

AFGEVOERD

 


Alsof hij zijn bestemming nog niet kende.

(Bibliotheek Turnhout)

woensdag 18 juni 2025

ZEMMEL

 


Een oudere heer die ik persoonlijk vrij goed denk te kennen, is te voet op weg voor boodschappen in Amsterdam-Oost. Op de stoep voor een Marokkaanse kapsalon met de damesafdeling achterin, staan twee zo te zien fris opgeschoren jongens. Als hij voor het tweetal langs loopt passeert op het fietspad net een blond meisje. ‘Hola, lekker ding!’ en ‘Zo hé!’ hoort hij. De oudere heer kan het niet nalaten te proberen hekelend grappig te zijn. ‘Dank je,’ zegt hij met een glimlach en een lichte buiging tegen het duo. ‘Ouwe vuile kankerhomo,’ hoort hij nu en ‘Hou je bek joh zemmel.’ Dat laatste woord moet hij naderhand googelen.

vrijdag 6 juni 2025

OFFERFEEST


Vandaag weer Offerfeest. Het verhaal over de vader die van en voor God zijn zoon zou moeten offeren is wellicht het meest pervers intimiderende en indoctrinerende verhaal in de joodse, christelijke en islamitische geschriften.

___________________

‘En God zei “Abraham”, en deze zei “Hier ben ik.” En Hij zei “Neem je geliefde zoon en offer hem tot een brandoffer in de bergen.”’

            Het waren de woorden van de schilder die weer op zijn stellage klom. Bovengekomen draaide hij zich om en keek in de ogen van de ontstelde jongen beneden.

            ‘Maar weet je wat ik doe,’ vroeg de schilder, ‘weet je wat ik er speciaal voor jou aan ga doen? Let op, Kid.’

            De schilder begon in zijn verfschalen te roeren, hij nam zijn kwasten en penselen en ging aan het werk. En al gauw kon Kid in de linkerbovenhoek de contourlijnen onderscheiden van een klein, in diagonale richting neerstortend figuurtje. Nee, het stortte toch niet neer, het kreeg twee vleugels, als een zwaluw. En in zijn duikvlucht gebaarde het met zijn armen. Met zijn linkerarm en -hand wees het op de geboeide jongen, met zijn rechter naar de ram. Intussen werd zijn kleding uitgewerkt met mooie kleuren en decoratieve plooien, werd het hoofd voorzien van een soort zonneschijf die ten slotte, samen met de hele gestalte, werd omsloten door het nachtelijke zwart zoals dat al diep tussen de bergen had gehangen.

            ‘Maar de Engel des Heren riep tot hem van de hemel en zei “Abraham!” En hij zei “Hier ben ik.” En Hij zei “Strek je hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik dat je godvrezend bent en Mij je geliefde zoon niet hebt onthouden.” Toen sloeg Abraham zijn ogen op en zag hij achter zich een ram met de hoorns verward in het struikgewas…

            Zie je? Eind goed, al goed,’ zei de schilder. ‘Lust jij schapenvlees, Kid, geroosterd, met knoflook en rozemarijn? Hm!’

            Hij liet een lach schier eindeloos in de nog onbeschilderde koepelschaal schallen.

 

Kid wist niet of hij meteen naar buiten was gerend of dat hij nog een hele tijd verdwaasd naar boven had staan kijken, om daarna voetje voor voetje of sluipend of achteruitschuifelend, het kerkje te verlaten. Vervolgens moest hij de dorpsweg langs zee zijn overgestoken, want hij stond op een groot basaltblok vanwaar hij over het zilverende water naar de horizon staarde, die altijd maar hoger bleef dan hij.

            Zijn nek en schouders voelden verkrampt aan. Bovendien voelde hij zich draaierig. Ongetwijfeld ten gevolge van het langdurig omhoog kijken. Maar niet minder door toedoen van de ongemakkelijke houding van de slungelige jongen, wiens hoofd in de nek getrokken werd door de vader. En zeker ook niet minder door de heuse aanwezigheid van de bergen, waarvan Kid wist dat ze hem waarnamen, dat ze op hem neerzagen, over de dorpsdaken, over de kerkkoepel heen, priemend in zijn achterhoofd, nek en schouders. Maar zijn handen liet hij hun niet zien, die hield hij met de vingers gespreid tegen zijn buik gedrukt, en hij kromde zich erbij, als iemand die last van zijn maag en darmen had gekregen. Waren er nieuwsgierige tuimelaars opgedoken, dan zouden die hebben kunnen zien dat Kid er navenant gekweld bij keek.

 

Die avond kon Kid ternauwernood het toilet bereiken toen een tweeledige inwendige aandrang hem uit de slaap had gehaald en hem zijn bed uit had gedreven.

_____________

Fragment uit Kid

zondag 6 april 2025

HARVEY KENNEDY


Betty Joan Perske noemde zich Lauren Bacall.

         In 42 jaar componeerde Maurice Ravel

19 uur muziek. In de 18de eeuw droeg de chic

         valse wenkbrauwen van muizenvel.

 

Het nut van nutteloze kennis onderkende ik

         voor het eerst bij een ruzie die op slag

was vergeten althans voor even toen ik uitriep

         dat ijsberen normaliter geen pinguïns eten.

 

Tokio kent een restaurant voor honden. Blonde

         baarden groeien sneller dan zwarte.

Napoleon Bonaparte had last van aambeien. Meer

         dan de helft van de mannen op Corfu heet Spiro.

 

Het debiteren van nutteloze kennis maakt het leven

         licht aangenaam (of andersom) waar het zich

zwaar voordoet. Er is iets wat ik u vertellen moet

         zei mijn huisarts maar ik was hem voor:

 

Een goede zwemmer kan in ijswater

         maximaal 200 meter afleggen voordat hij sterft.

De jojo is van oorsprong een Filipijns jachtwapen.

         Kolibries kunnen niet lopen.

 

Om een gesprek aan te knopen

         om toch de waarheid te kunnen zeggen

bij gebrek aan moed om geen alcoholist

         te hoeven lijken in de kroeg

 

om je staande te houden als je lief

         je vertelt dat ze van een ander houdt

neemt de massa van de zon door uitstraling

         met 4 miljoen ton per seconde af.

 

Bevroren in 1925 de Niagara Watervallen.

         Kan de deur op Downing Street 10 alleen

van binnen worden geopend. Lagen in Camus’ autowrak

         144 bladen volgeschreven over zijn papa.

 

Is dat zo? vraag je niet verwonderd als je knielt

         in een winkelstraat waar iemand verkondigt

dat God bestaat. Terwijl vaststaat dat het Harvey

         Kennedy was die de schoenveter uitvond.

 



© HB 2003


vrijdag 4 april 2025

GOTTFRIED BENN - VERDRIET KAN HET NIET ZIJN

 

 

In dat kleine bed, haast kinderbed, stierf de Droste

(te zien in haar museum in Meersburg),

op deze sofa Hölderlin in de toren bij een timmerman,

Rilke, George ergens in Zwitserse ziekenhuisbedden,

in Weimar lagen de grote zwarte ogen

van Nietzsche op een wit kussen

tot zijn laatste blik –

allemaal rommel nu of helemaal niets meer,

onvatbaar, onwezenlijk

in het pijnloos-eeuwige verval.

 

Wij dragen kiemen van alle goden in ons,

het gen van de dood en het gen van de lust –

wie heeft ze gescheiden, de woorden en de dingen,

wie heeft ze vermengd, de kwalen en de plaats

waar ze eindigen, hout met tranenstromen,

een erbarmelijk thuis voor korte duur.

 

Verdriet kan het niet zijn. Te ver, te wijd,

te onaanraakbaar bed en tranen,

geen nee, geen ja,

geboorte en lichaamspijn en geloof,

een opwellen, naamloos, een glippen,

iets bovenaards dat in de slaap zich roert

bewoog bed en tranen –

slaap in!

 

 

(GB 1956 - andermaal herziene vertaling 2025 HB)